E-mail

Goedemorgen!
  • Telefoon in de bak
  • Jas op de gang
  • Boek, laptop en pen op tafel

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Goedemorgen!
  • Telefoon in de bak
  • Jas op de gang
  • Boek, laptop en pen op tafel

Slide 1 - Tekstslide

Doel van de les

Ik ken de regels die horen 
bij het schrijven van een beleefde e-mail 
en kan deze regels ook toepassen.

Slide 2 - Tekstslide

Een zakelijke mail stuur je
A
naar je (beste) vrienden
B
naar bedrijven of instellingen

Slide 3 - Quizvraag

De opmaak
  • Vul de onderwerpsregel in  (kort en bondig)

  • Aanhef
  • Inleidende zin
  • Alinea 1 (!)
  • Alinea 2 (!)
  • Afsluitende zin
  • Slot
  • Naam

Slide 4 - Tekstslide

Kies de juiste aanhef...
A
Hallo heer, mevrouw,
B
Geachte heer, mevrouw,
C
Geachte heer en mevrouw,

Slide 5 - Quizvraag

De inleidende zin
  • Stel jezelf voor. 'Mijn naam is Lara Lopez. Ik ben 14 jaar  en ik zit op het Zuiderzee College'. 
  • Vertel waarom je de e-mail schrijft: 'Ik schrijf deze mail, omdat...'

Slide 6 - Tekstslide

In een zakelijke email spreek je de geadresseerde aan met 'u'
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Het middenstuk
  • Het middenstuk bestaat altijd uit minstens twee alinea's
  • In deze alinea's beschrijf je punten uit de opdracht.
  • Beschrijf de punten kort en bondig.
  • Bedenk er alleen dingen bij als dat in de opdracht gevraagd wordt.
  • Maak alleen gebruik van woorden die je goed kent, dit voorkomt spelfouten! 
  • Maak de zinnen niet te lang.

Slide 8 - Tekstslide

Afsluiting
- In de afsluiting rond je de e-mail netjes af. 

- Benoem wat je verwacht van de geadresseerde.

- Bij een klacht of verzoek bedank je de geadresseerde alvast voor de moeite.

Slide 9 - Tekstslide

Slot en je naam
Gebruik de slotformule:
  • Met vriendelijke groet,

Onder 'Met vriendelijke groet' sluit je af met je voor- en achternaam.

Slide 10 - Tekstslide

Onderaan de e-mail schrijf je
A
je voornaam
B
je achternaam
C
je voor- en achternaam

Slide 11 - Quizvraag

Het schrijven van namen
  • Je schrijft een hoofdletter waar de naam begint
  • Dit kan de voornaam zijn, maar ook de achternaam
  • Let goed op bij de tussenvoegsels (de, van, van der, etc.)
  • In de aanhef gebruik je alleen de achternaam 

  • Slot van de mail: eigen voor- + achternaam



Slide 12 - Tekstslide

Je schrijft de zakelijke e-mail aan Lars Wouters. Welke aanhef gebruik je?
A
Geachte meneer Wouters,
B
Geachte Lars Wouters,
C
Geachte heer,
D
Geachte heer Wouters,

Slide 13 - Quizvraag

Samenvatting
  • typ een net onderwerp
  • typ een correcte aanhef en denk aan de komma
  • in de eerste alinea beschrijf je waarom je de email hebt gestuurd (aanleiding)
  • in de tweede alinea geef je meer informatie over jou onderwerp
  • formuleer een nette slotgroet en denk aan de komma
  • onder de slotgroet typ je jou naam en achternaam

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Welk woord gebruik je NOOIT aan het begin van de eerste zin?
A
Ik
B
Gisteren
C
Mijn
D
Zoals

Slide 16 - Quizvraag