E-mail

Goedemorgen!
  • Telefoon in de bak
  • Jas op de gang
  • Boek, laptop en pen op tafel

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Goedemorgen!
  • Telefoon in de bak
  • Jas op de gang
  • Boek, laptop en pen op tafel

Slide 1 - Tekstslide

Afspraken
  • Mobiel in de bak.
  • Als de docent praat, luisteren we.
  • Als we iets willen zeggen of antwoord geven, steken we onze hand op.
  • We luisteren als een medeleerling een vraag stelt.
  • We doen mee in de les.
  • We maken ons huiswerk.

Slide 2 - Tekstslide

Programma van de les

Programma:
  • Aanwezigheid
  • Aan de slag 
Lesdoel:

een beleefde e- mail schrijven
trappen van vergelijking als-dan

Slide 3 - Tekstslide

Allereerst...
Is iedereen aanwezig?

Slide 4 - Tekstslide

Doel van de les

Ik ken de regels die horen 
bij het schrijven van een beleefde e-mail 
en kan deze regels ook toepassen.

Slide 5 - Tekstslide

Een zakelijke mail stuur je
A
naar je (beste) vrienden
B
naar bedrijven of instellingen

Slide 6 - Quizvraag

De opmaak
  • Vul de onderwerpsregel in  (kort en bondig)

  • Aanhef
  • Inleidende zin
  • Alinea 1 (!)
  • Alinea 2 (!)
  • Afsluitende zin
  • Slot
  • Naam

Slide 7 - Tekstslide

Kies de juiste aanhef...
A
Hallo heer, mevrouw,
B
Geachte heer, mevrouw,
C
Geachte heer en mevrouw,

Slide 8 - Quizvraag

De inleidende zin
  • Stel jezelf voor. 'Mijn naam is Lara Lopez. Ik ben 14 jaar  en ik zit op het Zuiderzee College'. 
  • Vertel waarom je de e-mail schrijft: 'Ik schrijf deze mail, omdat...'

Slide 9 - Tekstslide

In een zakelijke email spreek je de geadresseerde aan met 'u'
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Het middenstuk
  • Het middenstuk bestaat altijd uit minstens twee alinea's
  • In deze alinea's beschrijf je punten uit de opdracht.
  • Beschrijf de punten kort en bondig.
  • Bedenk er alleen dingen bij als dat in de opdracht gevraagd wordt.
  • Maak alleen gebruik van woorden die je goed kent, dit voorkomt spelfouten! 
  • Maak de zinnen niet te lang.

Slide 11 - Tekstslide

Afsluiting
- In de afsluiting rond je de e-mail netjes af. 

- Benoem wat je verwacht van de geadresseerde.

- Bij een klacht of verzoek bedank je de geadresseerde alvast voor de moeite.

Slide 12 - Tekstslide

Slot en je naam
Gebruik de slotformule:
  • Met vriendelijke groet,

Onder 'Met vriendelijke groet' sluit je af met je voor- en achternaam.

Slide 13 - Tekstslide

Onderaan de e-mail schrijf je
A
je voornaam
B
je achternaam
C
je voor- en achternaam

Slide 14 - Quizvraag

Het schrijven van namen
  • Je schrijft een hoofdletter waar de naam begint
  • Dit kan de voornaam zijn, maar ook de achternaam
  • Let goed op bij de tussenvoegsels (de, van, van der, etc.)
  • In de aanhef gebruik je alleen de achternaam 

  • Slot van de mail: eigen voor- + achternaam



Slide 15 - Tekstslide

Je schrijft de zakelijke e-mail aan Lars Wouters. Welke aanhef gebruik je?
A
Geachte meneer Wouters,
B
Geachte Lars Wouters,
C
Geachte heer,
D
Geachte heer Wouters,

Slide 16 - Quizvraag

Samenvatting
  • typ een net onderwerp
  • typ een correcte aanhef en denk aan de komma
  • in de eerste alinea beschrijf je waarom je de email hebt gestuurd (aanleiding)
  • in de tweede alinea geef je meer informatie over jou onderwerp
  • formuleer een nette slotgroet en denk aan de komma
  • onder de slotgroet typ je jou naam en achternaam

Slide 17 - Tekstslide

Aan de slag! 
H5 Schrijven - bladzijde 174
Schrijf een antwoordmail aan Charlot Giesen
Herschrijf je e-mail, waar nodig.
Klaar? NUMO-TAKEN-BIJVOEGLIJK NAAMWOORD

Slide 18 - Tekstslide

H5 Trappen van vergelijking

Slide 19 - Tekstslide

Uitleg 
Als je twee dingen met elkaar wilt vergelijken, dan gebruik je vaak de trappen van vergelijking en de woordjes als en dan.

Er zijn drie trappen: de stellende trap, de vergrotende trap en de 
overtreffende trap. 

Meestal zet je in de vergrotende trap -er achter het woord en in de overtreffende trap -st achter het woord. Soms verandert het woord helemaal.

Slide 20 - Tekstslide

            Trappen van vergelijking

Slide 21 - Tekstslide

Stellende trap
dik
klein
lief
leuk
aardig
mooi
duur
veel

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Dus de regel is...
Na de stellende trap gebruik je het woordje als (wanneer het gelijk aan elkaar is). Vaak gebruik je ook de woorden even of (net) zo. Bijvoorbeeld: 
– Mijn moeder kan net zo snel fietsen als ik. 

Na de vergrotende trap gebruik je het woordje dan (wanneer er een verschil aanwezig is). Bijvoorbeeld:
– Mijn vader kan sneller fietsen dan ik.

Slide 24 - Tekstslide

Eerlijk gezegd vind ik zoete drop lekkerder ..... zoute.
A
als
B
dan

Slide 25 - Quizvraag

Aan de slag   
Maken opdracht en 1,  2, 3  en 6 vanaf bladzijde 194

Vraag? Steek je vinger op!
Ben je klaar? Maken opdracht 4

Slide 26 - Tekstslide

Evaluatie
  • Ik ken de regels voor het schrijven
       van een beleefde email
  • Ik heb goed meegedaan met de les
  • Ik denk dat het belangrijk voor mij is
      om een beleefde email te kunnen schrijven

Slide 27 - Tekstslide

Tot de volgende les!

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Bedankt allemaal
Bedankt allemaal!

Slide 30 - Tekstslide

Welk woord gebruik je NOOIT aan het begin van de eerste zin?
A
Ik
B
Gisteren
C
Mijn
D
Zoals

Slide 31 - Quizvraag

Samenvatting
  • Typ een net onderwerp
  • Typ een correcte aanhef en denk aan de komma
  • In de inleiding beschrijf je waarom je de email hebt gestuurd > Mijn naam is ... en ik schrijf u deze e-mail omdat .....
  • In de kern geef je meer informatie en stel je je vragen 
  • In het slot vertel je kort wat je graag zou willen en sluit af met een slotzin
  • Formuleer een nette slotgroet en denk aan de komma
  • Onder de slotgroet typ je: Voornaam Achternaam

Slide 32 - Tekstslide

Regels beleefde e-mail
  • Zet bij 'onderwerp': kort en duidelijk waarover je e-mail gaat.
  • Begin je e-mail met een aanhef. Zet daar een komma achter. 
Bijvoorbeeld: Beste meneer Everink, Beste mevrouw Jansen of Geachte mevrouw of meneer,
  • Spreek de ander aan met ‘u’.
  • Inleiding: Leg uit wie je bent en waarom je aan die mevrouw of meneer schrijft.
  • Kern: Schrijf op wat je aan de ander wilt vragen.
  • Sluit je e-mail af met een slotzin. Bijvoorbeeld: Alvast bedankt voor de moeite.
  • Zet onder je e-mail een groet met daarachter een komma, en je voor- en achternaam
Bijvoorbeeld:
Met vriendelijke groet,
Imre de Groot


Slide 33 - Tekstslide