methodiek 2 les 2

Wat zie je hier?
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
methodiek 2 pwMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Wat zie je hier?

Slide 1 - Tekstslide

Wat zag je?
Oude vrouw
jonge vrouw

Slide 2 - Poll

Slide 3 - Tekstslide

Wat zag je?
EEND
KONIJN

Slide 4 - Poll

Les 2: waarnemen

Slide 5 - Tekstslide

Wat gaan we doen deze les?
  • Terugkijken vorige les 
  • Theorie en oefeningen over observeren, signaleren en waarnemen

Slide 6 - Tekstslide

Waarnemen
Samen doorlezen boek! hfst 4
13 mei: opdracht 4.01, 4.02, 4.03

Slide 7 - Tekstslide

De lesdoelen
- De student weet wat signaleren is en wat je daarmee doet
- De student weet het belang van professioneel observeren is
- De student weet wanneer een observatie betrouwbaar is

Slide 8 - Tekstslide

OPDRACHT
Luister naar het volgende verhaal over Kareltje. Na afloop krijgen jullie hier vragen over. 

Slide 9 - Tekstslide

Kareltje
Jij loopt stage in een KDV met een groep van 8 kinderen van ongeveer 4 jaar. Je wilt methodisch werken om een goede professional te worden die zich richt op de ontwikkeling van kinderen.

Je wilt starten met activiteiten. Je spreekt met de kinderen en met je begeleidster, je kijkt naar de interesses van de kinderen en je schrijft de beginsituatie op zodat je weet wat ze kunnen en welke activiteit je kunt uitvoeren (stap 1). Daarna schrijf je je doel op. Je wilt je doel richten op de motorische ontwikkeling van de kinderen: na afloop van de tekenactiviteit kunnen alle kinderen met stift met 1 hand een bloem tekenen (stap 2).
Je hebt een plan bedacht en alle spullen klaargelegd. Dit schrijf je op in je plan, inclusief wanneer je dat met ze gaat doen (stap 3). Je voert je plan uit en ben bent nu samen met de kinderen aan het tekenen (stap 4).

Slide 10 - Tekstslide

Vervolg...
Terwijl je bezig bent valt je oog op Kareltje. Alle kinderen zijn aan het tekenen, aan het praten en lachen zijn en je hebt de indruk dat ze plezier hebben. Behalve Kareltje, die zit stil, kijkt recht voor zich uit of naar de deur en raakt geen stift aan. Ook later bij het eten van de cracker raakt hij het eten niet aan, hij praat niet met de andere kinderen. Tijdens het vrij spelen blijft hij in een hoekje zitten. Dit heb je gesignaleerd en na een paar dagen merk je dat Kareltje hetzelfde gedrag laat zien. Hij zoekt geen contact met de andere kinderen en zegt geen woord. Als hij door zijn moeder wordt opgehaald dan zie je telkens dat Kareltje direct naar haar toe rent en huilend zijn armen om haar heen slaat.

Slide 11 - Tekstslide

Vervolg..
Je meldt dit bij je stagebegeleidster en je stelt voor om Kareltje te gaan observeren. Je vraagt aan je begeleidster of dat een goed idee is, maar je begeleidster zegt ; "oh die Kareltje is gewoon een lastig kind dat niet mee wil doen. Hij doet wel vaker niet mee, hij doet altijd moeilijk met eten en die zal heus wel een keertje bijdraaien hoor. Als hij honger krijgt dan gaat hij vanzelf wel eten. Als hij er aan toe is dan gaat hij vanzelf wel een keertje contact zoeken en spelen. Dat komt heus wel een keer goed. Richt jij je maar op de wat leukere kinderen."

Slide 12 - Tekstslide

Waarom ga je Kareltje observeren?
A
Je wil aan het eind van de dag een gesprek met de moeder
B
Je hebt gedrag waargenomen en gesignaleerd, misschien is er iets aan de hand
C
Je wil kunnen onderbouwen waarom Kareltje een lastig kind is
D
Je wil onderzoeken of Karel wel van crackers houdt

Slide 13 - Quizvraag

Waarom denk je dat observeren nodig is?
A
Het levert je informatie op die gebaseerd is op feiten
B
Om een goed verslag te maken voor de ouders
C
Om jouw mening te kunnen onderbouwen
D
Om zo subjectief mogelijk vast te stellen wat er aan de hand is

Slide 14 - Quizvraag

Ben je het wel of niet eens met de interpretatie van de stagebegeleider?
😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Poll

Signaleren en observeren




  • Waarnemen- prikkels die binnen komen en verwerkt
  • Signaleren = opmerken - er is iets wat opvalt
  • Observeren = gericht ergens op letten, die doe je met een doel
  • Interpretatie = je geeft zelf betekenis aan wat je ziet

Voorbeeld: een kind klimt op een kast, dit is een waarneming, maar ook een signaal. Je interpreteert dit als gevaarlijk. Om te kijken of de kamer wel veilig is kun je observeren

Slide 16 - Tekstslide

wat neem je waar?
Een klein kind op een driewieler die omvalt
wat is het signaal?
Dit gaat vast verkeerd, ik ga er snel naar toe

Slide 17 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen observeren en interpreteren?

Slide 18 - Open vraag

Observeren en interpreteren
Een goede observatie is gebaseerd op feiten

Observaties zijn uiteindelijk bedoeld om te interpreteren en hier conclusies uit te trekken

Het is belangrijk om feiten (vanuit je waarneming) en interpretatie uit elkaar te houden. 

Slide 19 - Tekstslide

Nog een voorbeeld
  • Maak onderscheid tussen waarneming en interpretatie. 
  •  Ik zie een meisje met grote ogen en een pruillip. Mijn interpretatie is dat ze verdrietig is.

Slide 20 - Tekstslide

Theo heeft twee keer opgeschept
Nadoesj scrabbelt een uur met Amar
Monique werd boos
Nadoesj en Amar hadden het gezellig
Theo had honger
Monique slaat Vera in het gezicht
OBSERVATIE
Interpretatie

Slide 21 - Sleepvraag

Tips bij professioneel observeren
  • Leg elke dag contact met het kind en let op lichaamstaal (hoe kijkt het kind?)
  • Kijk goed rond, waar is het kind mee bezig?
  • Kies een thema waar je op gaat letten
  • kijk naar de positieve dingen en niet alleen naar negatief gedrag
  • maak notities
  • kijk hoe de kinderen zich in verschillende situaties gedragen
  • Formuleer een doel en een vraagstelling voordat je gaat observeren 

OBSERVEREN MOET ZO OBJECTIEF MOGELIJK

Slide 22 - Tekstslide

Opdracht
Jullie gaan naar een filmpje kijken. Schrijf op wat je ziet/observeert. Probeer niet te interpreteren.

(kinderen van de hondsberg)



Slide 23 - Tekstslide

Wat heb je objectief gezien? noem twee dingen

Slide 24 - Woordweb

Methodisch observeren
  • Gegevens verzamelen
  • Objectief observeren= gebaseerd op feiten
  • De resultaten moeten na herhaling hetzelfde zijn
  • Je kunt meerdere collega's dezelfde observatie laten doen voor de betrouwbaarheid

Slide 25 - Tekstslide

Objectief of subjectief:

Sanne huilt, omdat ze haar moeder mist.
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 26 - Quizvraag

Objectief of subjectief:

Guus heeft geen zin om te spelen.
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 27 - Quizvraag

Objectief of subjectief:

Marcel heeft twee happen van zijn brood gegeten.

A
Objectief
B
Subjectief

Slide 28 - Quizvraag

Objectief of subjectief:

Lynn zit alleen in de bouwhoek.
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 29 - Quizvraag

De lesdoelen
- De student weet wat signaleren is en wat je daarmee doet
- De student weet het belang van professioneel observeren en kent de valkuilen hierbij 
- De student weet wanneer een observatie betrouwbaar is

Slide 30 - Tekstslide

Tot volgende week!

Slide 31 - Tekstslide