5H 10.1 Voedingsstoffen deel 1

Thema 10: Voeding en vertering
10.1 Voedingsstoffen
10.2 Het verteringsstelsel
10.3 Chemische vertering
10.4 Resorptie
10.5 Gezonde voeding 



BiNaS tabel 82 is een belangrijke
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 10: Voeding en vertering
10.1 Voedingsstoffen
10.2 Het verteringsstelsel
10.3 Chemische vertering
10.4 Resorptie
10.5 Gezonde voeding 



BiNaS tabel 82 is een belangrijke

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen 10.1
  • Je kunt de kenmerken en functies noemen van zes groepen voedingsstoffen en van voedingsvezels.





Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 3 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Cellen

Cellen zijn opgebouwd uit
organische &
anorganische stoffen



Organische stoffen --> afkomstig van organismen of producten daarvan. C- en H- atomen. Grotere moleculen, energie. 

Anorganische stoffen --> kleine moleculen, weinig energie. Bevatten niet de elementen koolstof (C) en waterstof (H) bevatten.  

Dit wist je al toch?

Slide 4 - Tekstslide

Organische stoffen zijn afkomstig van organismen of van producten van organismen. In het molecuul moet minimaal een H-atoom en een C-atoom zitten om de stof organisch te noemen. Veel organische stoffen bevatten ook een O-atoom. Elke stof die geen C of H bevat is zeker een anorganische stof te noemen.
Water en koolstofdioxide zijn anorganische stoffen. Glucose en methaan zijn organische stoffen.
Uit welke atomen bestaan koolhydraten, eiwitten en vetten?
Koolhydraten (waaronder suikers): C, H en O

Vetten: C, H en O

Eiwitten: C, H, O en N (en soms S)

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voeding en celstofwisseling
In cellen vindt voortdurend: anabolisme en katabolisme plaats (opbouw en afbraak)​​
Bouwstofwisseling:​
  • Opbouw nieuwe cellen en weefsels​
  • Herstel beschadigde weefsels​
  • Opbouw en afbraak botten​
Energiestofwisseling:​
Opbouw en afbraak van energierijke stoffen (zoals glycogeen en ATP)​
Afgifte in vorm van: warmte (lichaamswarmte) en beweging (spieren)​




Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Goede voeding bevat daarom energie leverende stoffen en bouwstoffen.

Heterotrofe organismen (zoals wij) 
krijgen dit binnen door te eten. 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voeding bevat calorieën (Kilocalorie/KJ)
Maat voor de hoeveelheid energie kan worden vrijgemaakt uit voedingsmiddelen --> hoeveelheid energie die een voedingsmiddel bevat.
= kcal (calorie) of kJ (kilojoule) (1 kcal= 4.6 kJ)​

Kilocalorie = hoeveelheid energie die nodig is om 1 kilogram water met 1 graad te verwarmen​.

Verbreken van chemische binding → vrijmaken energie (zoals ATP, maar een deel gaat ook verloren als warmte en ontlasting)​




Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voedingsmiddelen
Een voedingsmiddel is alles wat je eet/drinkt.
Een voedingsstof is een nuttige stof in een voedingsmiddel.

  • Plantaardige voedingsmiddelen:
Afkomstig van planten.

  • Dierlijke voedingsmiddelen:
delen van dieren (vlees, vis) of producten van dieren (eieren, melk, ...

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voedingsstoffen
In voedingsmiddelen zitten voedingsstoffen. Een voedingsstof is een nuttige stof in een voedingsmiddel.
Er zijn 6 voedingsstoffen:
  • koolhydraten
  • eiwitten
  • vetten
  • vitamine
  • mineralen
  • water
  • vezels? 




Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voedingsmiddel of voedingsstof?

Sleep de termen naar de juiste categorie
voedingsmiddel
voedingsstof
vitamine C
sinaasappelsap
aardappel
koolhydraat
boterham
eiwit

Slide 11 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Essentiële en niet-essentiële voedingsstoffen
Essentiele voedingsstoffen zijn onmisbaar (kan je lichaam niet zelf maken)

Niet-essentiële voedingstoffen kan je lichaam wel zelf maken.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vier functies van voedingsstoffen
Er zijn vier functies van voedingsstoffen.

  1. Brandstoffen; energie
  2. Bouwstoffen; groei en herstel
  3. Reservestoffen; opslag
  4. Beschermstoffen; zorgen dat je niet ziek wordt 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eiwitten (proteïnen)
Eiwitten zijn bouwstoffen

Teveel aan eiwitten? 
  • Eiwit als brandstof 
    (eerst gezet in glucose)
  • Eiwit als reservestof (vet)
enzymen voor celprocessen
spieren

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eiwitten 
Lange ketens van aminozuren
Verschillende structuren

Voorbeelden: 
hemoglobine, albumine, 
insuline

Slide 15 - Tekstslide

Albumine is het meest voorkomende eiwit in je bloed. Het zorgt er onder andere voor dat vocht in je bloedvaten blijft.
Essentiële en niet-essentiële aminozuren
Weet je nog?

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Menselijk lichaam
Eiwitten bestaan uit 20 aminozuren.
  • 12 hiervan kan het lichaam zelf maken --> niet-essentiële aminozuren.
  • 8 ervan kunnen we alleen maken wanneer deze via het voedsel worden verkregen --> essentiële aminozuren
Vertering eiwitten 
  • Vallen uiteen in aminozuren. 
  • dan opgenomen in het bloed
    → via bloed naar lever → naar alle organen.
  • Vervolgens bij eiwitsynthese in de cellen→ koppelen aminozuren tot eiwitten
  • Lever--> kan twaalf niet-essentiële aminozuren maken (bij onvoldoende voedsel) 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

- Rodopsine of staafjesrood is een membraanreceptor. Het is een rode kleurstof in de staafjes, de lichtgevoelige cellen van het netvlies.
- Ferritine is een eiwit dat ijzer opslaat in je lichaam. Het zit vooral in je lever en beenmerg, maar ook voor een klein deel in je bloed.
- RuBisCO, oftewel ribulose-1,5-bifosfaat carboxylase oxygenase, is misschien wel het meest voorkomende eiwit op deze planeet. Het enzym katalyseert de eerste stap in het fotosyntheseproces van CO2–fixatie zodat uit CO2 energie-dense suikermolecules gemaakt kunnen worden
In je lichaam worden eiwitten opgebouwd uit aminozuren.
In welke organellen vindt de synthese van eiwitmoleculen uit aminozuurmoleculen plaats?

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waardoor kan een vegetariër in Zuid-Amerika ziek worden als hij alleen maar bonen eet en geen maïs?

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vertering eiwitten 
  • Vallen uiteen in aminozuren 
  • Aminozuren worden opgenomen en vervoerd naar de lever, daarna naar de rest van het lichaam 
  • Dissimilatie van aminozuren -> ammoniak 
  • In de lever omzetting naar ureum -> uitgescheiden via urine

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Koolhydraten (sachariden)
Koolhydraten zijn brandstoffen, maar kunnen ook dienen als bouwstof. 

Teveel aan koolhydraten?
  • Omzetting in glycogeen door insuline 
--> opslag in lever +spieren
  • Koolhydraten als reservestof (vet)

Suikers (glucose), zetmeel, voedingsvezels 
en glycogeen. 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Koolhydraten

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vertering koolhydraten 
  • Alle koolhydraten worden afgebroken tot mono-sacharide en opgenomen in het bloed 
  • Te veel wordt opgenomen in spieren en lever als glycogeen 
  • De rest wordt opgeslagen in onderhuids vetweefsel 
Er zijn geen essentiële koolhydraten

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Examenvraag (2022)

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antwoord = B

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vezels
  • Afkomstig van celwanden van plantaardige voeding
  • Ze worden niet verteerd door menselijke enzymen!  
  • Gedeeltelijk verteerd door bacteriën in de darm 
  • Vezels zorgen ervoor dat je darmen goed werken --> ze stimuleren darmperistaltiek. 

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Darmperistaltiek 

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vetten (lipiden)
  • Vetten zijn brandstoffen, maar kunnen ook dienen als bouwstof en reservestof. 
  • Bevatten veel potentiële energie --> bij verbranding van 1 gr vet: 38 kJ aan energie vrij
  • Teveel vetten: opslag rondom organen
  • Vetoplosbare vitaminen --> A, D, E, K
  • Vet: bouwstof van cel membraan 
     (fosfolipiden)
 

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vetten 
  • Glycerolmolecuul + 3 vetzuren
  • Vetten bestaan uit dezelfde atomen als glucose (C,H,O). 
  • Lichaam kan deze zelf maken uit voortgezette assimilatie.
  • Voedsel hoeft alleen maar enkele essentiële vetzuren te bevatten zoals linolzuur
 
Alle organismen kunnen glucose omzetten in vetten

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

(On)verzadigde vetten
Verzadigd vet:
- Ongezond; kans op 'dichtslibben' aders. Vooral bij dierlijke vetten. Hebben geen dubbele bindingen.

Onverzadigd vet:
- Gezond. Zorgen voor daling cholesterol. Hebben één of meer dubbele bindingen.


Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk afbeelding 1 en 2.
Beschrijf het verschil tussen een molecuul van een verzadigd vetzuur en een molecuul van een onverzadigd vetzuur.

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Cholesterol
De lever maakt cholesterol (grondstof voor celmembranen en hormonen) de overige cholesterol komt uit voeding. 

Cholesterol is de basis voor de aanmaak van: 
  • sommige hormonen (testosteron, oestrogeen, bijnierhormonen)
  • gal 
  • vitamine D 
Cholesterol zit in celmembranen voor flexibiliteit





Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vetten verteren: sleep de termen naar de juiste plaats
afgebroken
 tot
opname in het bloed en/of lymfe
glycerol
triglyceride
losse vetzuren

Slide 34 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk

Lezen 10.1
Maken kijk in de sw voor deze week
+ begrippenlijst maken







Herhalen en/of extra oefenen


Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies