les 16 Spelling - hoofdletters

Doel van de les 
In deze les leer je wanneer je een hoofdletter schrijft en wanneer niet. 

1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Doel van de les 
In deze les leer je wanneer je een hoofdletter schrijft en wanneer niet. 

Slide 1 - Tekstslide

Wat kan je aan het einde van de les


Beetje: je kan 4 hoofdletter regels benoemen en deze ook goed schrijven in een tekst. 
Beter: je kan 7 hoofdletter regelsbenoemen en deze ook goed schrijven in een tekst.
Goed: Je kan 10 hoofdletter regels benoemen en deze ook goed schrijven in een tekst. 

Slide 2 - Tekstslide

timer
1:00
Welke hoofdletterregels weten jullie al?
Schrijf ze op je wisbordje op.
Je krijgt hiervoor 1 minuut

Slide 3 - Woordweb

welke woorden met een hoofdletter?
Je krijgt een blaadje met verschillende woorden erop. Zet met 1 kleur een cirkel om de woorden die met een hoofdletter geschreven moeten worden. 

Slide 4 - Tekstslide

Hoofdletters 
Dit zijn de regels! 


Slide 5 - Tekstslide

Aan het begin van een zin
Aan het begin van een zin, schrijf je een hoofdletter.

Slide 6 - Tekstslide

Afgebroken woord
Als een zin begint met een afgebroken woord, schrijf je het eerstvolgende volledige woord met een hoofdletter.

's Avonds liep ik naar huis. 
'k Vind dat niet normaal.  

Slide 7 - Tekstslide

Aardrijkskundige namen
Aardrijkskundige namen krijgen een hoofdletter.

Brabant 
Spanje
Maas 
Rijn 
Maar ook Nederlandse, Marokaanse, Spaanse.

Slide 8 - Tekstslide

Namen
Namen worden met een hoofdletter geschreven. 

Familie Dijkhuizen 
Jan 

Slide 9 - Tekstslide

Tussenvoegsels in achternamen
Een tussenvoegsel in een achternaam krijgt alleen een hoofdletter als er géén naam of initiaal voor staat. 

Mevrouw Te Brink 
Familie El Idrissi 

Slide 10 - Tekstslide

Merknamen
Merknamen worden met een hoofdletter geschreven. 

Coca-Cola
Heineken
Philips

Slide 11 - Tekstslide

Feestdagen e.d.
Namen van feestdagen, religieuze dagen en gedenkdagen krijgen een hoofdletter. 

Pasen
Offerfeest 
Kerstmis 
Suikerfeest 

Slide 12 - Tekstslide

Titels van boeken en films
Titels van boeken en films krijgen een hoofdletter.

De verfilming van Spijt vond ik ondermaats. 
Bij Nederlands werken we met de methode Nieuw Nederlands. 

Slide 13 - Tekstslide

Hemellichamen
Hemellichamen krijgen een hoofdletter.

Pluto
Mars 
Grote Beer 

Slide 14 - Tekstslide

Straten
Namen van straten worden met een hoofdletter geschreven. 

Westduinweg 
Vondelstraat 
Tjalie Robinsonduin 

Slide 15 - Tekstslide

Historische gebeurtenissen
Historische gebeurtenissen schrijven we met een hoofdletter.

De Tweede Wereldoorlog 
De Koude Oorlog 
Februaristaking 

Slide 16 - Tekstslide

Gebouwen
Namen van gebouwen krijgen een hoofdletter.

Het Rijksmuseum 
De Mariakerk 

Slide 17 - Tekstslide

Namen van volkeren
Volkeren worden geschreven met een hoofdletter.

Eskimo's
Palestijnen
Nederlander 
Arabier 

Slide 18 - Tekstslide

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
palestein
B
palestijn
C
Palestijn
D
palestijn

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
Het noorden
B
Het norden
C
Het Norden
D
Het Noorden

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
Mevrouw Van Velzen
B
Mevrouw van Velzen
C
mevrouw van velzen
D
Mevrouw Van velzen

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
Dhr. a. van der star
B
Dhr. A. van der Star
C
Dhr. A. van Der Star
D
Dhr. A. Van der Star

Slide 22 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
Volvo
B
volvo
C
Volvoo
D
volvoo

Slide 23 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
De golfoorlog
B
De Golvoorlog
C
de golfoorlog
D
De Golfoorlog

Slide 24 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
's Middags begin ik..
B
'S Middags begin ik..
C
'S middags begin ik..
D
's middags begin ik..

Slide 25 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
pasen
B
Paasen
C
Pasen
D
paasen

Slide 26 - Quizvraag

Welke woorden met een hoofdletter?
Pak een andere kleur en kijk eens op je blaadje. Kan je nu nog nieuwe woorden omcirkelen? 

Slide 27 - Tekstslide

Kleine letters 
Op de volgende slides vind je de regels m.b.t. het gebruik van kleine letters. 

Slide 28 - Tekstslide

Symbool of cijfer 
Als een zin begint met een symbool of cijfer schrijf je het eerstvolgende woord met een kleine letter. 

50 % van de bemanning heeft het koud. 

Slide 29 - Tekstslide

Namen van opleidingen
Namen van opleidingen krijgen een kleine letter.

havo 
vmbo 
pabo 
ibs (international business studies) 

Slide 30 - Tekstslide

Informele feestdagen
Informele aanduidingen van feestdagen krijgen een kleine letter. 

kerst (maar: Kerstmis) 
paasdag (maar: Pasen) 


Slide 31 - Tekstslide

Samenstellingen feestdagen
Een samenstelling die geen feestdag aanduid, wordt met een kleine letter geschreven. 

kerstsfeer
suikerfeestcadeautjes 
halloweenversiering 

Slide 32 - Tekstslide

Afleidingen van feestdagen
Een afleiding gemaakt van een feestdag wordt met kleine letter geschreven. 

kerstig
hemelvaartachtig 

Slide 33 - Tekstslide

Religieuze stromingen 
Namen van godsdiensten en religieuze stromingen krijgen een kleine letter.

jodendom, christendom, katholiek, boedistisch, islamitisch

Slide 34 - Tekstslide

De maanden
In het Nederlands worden de maanden met een kleine letter geschreven. 

augustus
september 

Slide 35 - Tekstslide

Tussenvoegsels achternamen
Als er een naam of initiaal voor een achternaam staat, wordt het tussenvoegsel met een kleine letter geschreven. 

Nienke ter Hage
Mevrouw A. van der Sloot 

Slide 36 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
vwo
B
vwO
C
VWO
D
VWo

Slide 37 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
juli
B
Juli
C
julie
D
Julie

Slide 38 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
5% Gaat niet mee..
B
5 Procent gaat niet mee..
C
5 procent gaat niet mee..
D
5% gaat niet mee..

Slide 39 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
paasweekend
B
Paasweekend

Slide 40 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
Hemelvaartvakantie
B
Hemelvaartsvakantie
C
hemelvaartvakantie
D
hemelvaartsvakantie

Slide 41 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
T. Ter Broek
B
T. ter Broek
C
T. ter broek
D
t. ter broek

Slide 42 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
IJstijd
B
Ijstijd
C
IJStijd
D
ijstijd

Slide 43 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
noordwesten
B
Noordwesten
C
NoordWesten
D
noord-westen

Slide 44 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
Middeleeuwen
B
middeleeuwen
C
Middel Eeuwen
D
middel eeuwen

Slide 45 - Quizvraag

Welke woorden met een hoofdletter?
Pak weer een andere kleur en kijk eens op je blaadje. Kan je nu nog nieuwe woorden omcirkelen? Woorden die je omcirkeld hebt, maar niet goed zijn zet je een kruis doorheen. 

Slide 46 - Tekstslide

Ze de hoofdletters in de tekst. 
op paasmaandag hebben vandalen op een aantal kerkhoven in west-vlaanderen en in de noorderkempen een ware ravage aangericht, mevrouw van driel vond het een verschrikkelijke gebeurtenis. ze moest meteen denken aan de tweede wereld oorlog en vraagt zich af wie dit doet op pasen
timer
10:00

Slide 47 - Tekstslide

Doel van de les 
In deze les leer je wanneer je een hoofdletter schrijft en wanneer niet. 

Slide 48 - Tekstslide

Wat kan je aan het einde van de les


Beetje: je kan 4 hoofdletter regels benoemen en deze ook goed schrijven in een tekst. 
Beter: je kan 7 hoofdletter regelsbenoemen en deze ook goed schrijven in een tekst.
Goed: Je kan 10 hoofdletter regels benoemen en deze ook goed schrijven in een tekst. 

Slide 49 - Tekstslide

Antwoord op je wisbordje
Wat heb jij voor nieuws geleerd? 
 
weet jij 4, 7 of 10 regels? 

timer
3:00

Slide 50 - Tekstslide