les 5 Unité 3

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Bonjour!!!!

On commence dans.....

Aan het einde van deze week .....

• ....Heb ik belangrijke onderdelen herhaald 
• ... Heb ik nieuwe woorden in mijn persoonlijke woordenlijst gezet.
• ... Heb ik kennis gemaakt met een nieuw hoofdstuk over: après les cours

1.   De les duurt 45 min 

2.  Je hebt nodig: laptop: lesson up app, schrift, pen

3.  Telefoon is in de kluis, spullen liggen op tafel, let op wanneer docent wil beginnen met de les.. 

Semaine 12: le vingt-cinq mars

Le but du cours: 

Objectif du cours:

                           Pouvoir utiliser des verbes pour exprimer ses goûts

Le programme d'aujourd'hui: 

1. Mini SO apprendre 2, uitleg gevoels werkwoorden 

2. nakijken 8f 

3. Samen mk ex.luisteren ex. 11, 12, 13, 14

4. zf: mk ex. 15 in tweetallen

5. Devoirs: ler. apprendre 4 en 6

Mini SO Apprendre 2

1. la fin                        8. vandaag

2. les devoirs           9. de ochtend/ s'ochtends

3. le soir                     10. het uur

4. l'après-midi

5. à midi

6. makkelijk

7. moeilijk

Gevoelswerkwoorden

Wat zijn dat??

Noem een Nederlands gevoelswerkwoord

Franse gevoelswerkwoorden

Aimer

Détester

Adorer

Préferer

A. Adorer

B. Détester

C. Aimer

D. Préferer

Houden van

Liever hebben/voorkeur

Dol zijn op

Een hekel hebben aan

Herhaling werkwoorden op -er

1. Stam --> hele werkwoord - er  

2. Persoon --> vous, tu etc.

3. Stam + uitgangen

Je --> e

Tu --> es

Il/elle/on --> e

Nous --> ons

Vous --> ez

Ils/elles --> ent

De regel:

Het werkwoord - vervoegd!

+ een bepaald lidwoord (le, la, l', les)

In het Nederlands komt er geen lidwoord bij.

Dus :

Ik hou van kaas

J'aime LE Fromage

Het werkwoord: préférer

Betekent:  een voorkeur geven aan/ liever hebben/prefereren

Het accent verandert bij 

sommige personen, Leren!

Ik hou van katten

1. J'aime chats
2. Je préfère chats
3. J'aime les chats
4. J'adore les chats

Zij hebben een hekel aan Engels

1. Ils détesent anglais
2. Ils détestent l'anglais
3. Ils détestent anglais
4. Vous détestez l'anglais

Ik ben dol op brood (le pain)

Prefereer jij pizza?

1. Tu préfères la pizza?
2. Tu préféres la pizza?
3. Tu préfères pizza?

A toi!

Qu'est-ce que tu aimes? 

Qu'est-ce que tu adores?

Qu'est-ce que tu détestes?

Qu'est-ce que tu aimes?
Qu'est-ce que tu adores?
Qu'est-ce que tu détestes?

Bilan et devoirs

Bilan:

Objectif atteint? Je peux utiliser les 4 verbes?

Devoirs:

apprendre 2, en kijken of je bij bent en het snapt