Markt en Overheid H4

Markt en overheid H. 4
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 39 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Markt en overheid H. 4

Slide 1 - Tekstslide

LessonUp 5H econ periode 3
H4 en H5 nieuw

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

H4 De markt levert niet altijd de juiste prijs
Waarom bemoeit de overheid zich soms met de prijs op een markt?
Kernwoorden:
- ingrijpen in de markt
- minimumprijs
- maximumprijs
- belastingheffing

Slide 4 - Tekstslide

Marktfalen
Wanneer faalt een markt ?
Hier komt de overheid 
in actie:
prijsbeïnvloeding 
(prijsregulatie)
Te hoog




Te laag
Te veel




Te weinig
prijs
aanbod
en/of

Slide 5 - Tekstslide

Marktfalen
Wanneer faalt een markt ?
Hier komt de overheid 
in actie:
prijsbeïnvloeding 
(prijsregulatie)
Te hoog




Te laag
Te veel




Te weinig
prijs
aanbod
en/of

Slide 6 - Tekstslide

Ingrijpen in de markt
  • Regulering van (vooral) de monopoliemarkt. Dit is vooral nodig bij natuurlijke monopolies. 
  • Mededingingswet. Kartelvorming en prijsafspraken zijn per wet verboden. 
  • Minimumprijzen ter bescherming van producenten. 
  • Maximumprijzen ter bescherming van consumenten. 

Slide 7 - Tekstslide

Minimumprijs
De EU heeft voor een aantal landbouwproducten een minimum- of garantieprijs ingesteld. 
De EU garandeert een bepaalde minimumprijs voor producten. 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Een minimumprijs ligt 
..............................
de evenwichtsprijs.

Bij een minimumprijs is het 
aanbod groter
dan de vraag, 

zodat er een 
.........................overschot 
ontstaat.  
Dit wordt vaak opgekocht door de overheid.

Slide 10 - Tekstslide

Een minimumprijs ligt 
boven de evenwichtsprijs.

Bij een minimumprijs is het 
aanbod groter
dan de vraag, 
zodat er een aanbodoverschot 
ontstaat.  

Dit wordt vaak opgekocht door de overheid.

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld
Op een markt met volkomen concurrentie geldt het volgende marktmodel:
qv = -p + 500
qa = 2p - 250

Slide 12 - Tekstslide

Er wordt een prijs van 300 ingesteld.
Er ontstaat een aanbodoverschot:
qa = .............................
......................................
qv = .............................
......................................
De overheid koopt het 
overschot op. Dit kost:
............................................
............................................


Slide 13 - Tekstslide

Er wordt een prijs van 300 ingesteld.
Er ontstaat een aanbodoverschot:
qa = 2 x 300 – 250 = 350
qv = - 300 + 500 = 200

De overheid koopt het 
overschot op.
Dit kost:
150 x 300 = € 45.000


Slide 14 - Tekstslide

Maximumprijs
Bij een maximumprijs ligt de prijs ..................................... de evenwichtsprijs en ontstaat er een .......................................
.................................. .

Slide 15 - Tekstslide

Maximumprijs
Bij een maximumprijs ligt de prijs onder de evenwichtsprijs en ontstaat er een vraagoverschot / aanbodtekort.

Slide 16 - Tekstslide

Voorbeeld
Stel dat de markt voor brood als volgt kan worden weergegeven:
qa = 80p - 40
qv = -40p + 200
(q in duizenden broden 
en p in euro’s per brood)

Slide 17 - Tekstslide

Stel dat de overheid de evenwichtsprijs te hoog vindt. 
Ze stelt daarom een maximumprijs van € 1,50 in. 
Het aanbodtekort:
qv = ...................................
...........................................
qa = ...................................
...........................................
qa - qv = ............................
...........................................

Slide 18 - Tekstslide

Stel dat de overheid de evenwichtsprijs te hoog vindt. 

Ze stelt daarom een maximumprijs van € 1,50 in. 

Het aanbodtekort kun je 
als volgt berekenen:
qv = -40 x 1,50 + 200 = 140
qa = 80 x 1,5 – 40 = 80
140 – 80 = 60 (x 1.000)
60.000 is het aanbodtekort 

Slide 19 - Tekstslide

maak nu opdracht 4.4
We bespreken de opdracht samen.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Maak opdracht 4.5
We bespreken de opdracht samen

Slide 23 - Tekstslide

huiswerk
Maak opdracht 4.5 af. 

Slide 24 - Tekstslide

Week 2 les 2
Bespreken schoolexamen
Bespreken opdracht 4.5
Heffingen en subsidies

Slide 25 - Tekstslide

minimumloon

Slide 26 - Tekstslide

maximumprijs

Slide 27 - Tekstslide

Opgave 4.5 
Samen bespreken.

Slide 28 - Tekstslide

Overheidsingrijpen. Waarom?
1) Er wordt te weinig van geconsumeerd 
--> Geef de producent een subsidie.
2) Er wordt te veel van geconsumeerd 
--> Geef de producent een accijns/heffing per product 
OF verbiedt het 
OF quotum!

Slide 29 - Tekstslide

Door een heffing stijgt de prijs en zal het product minder worden gekocht.
De aanbodslijn verschuift omhoog.

CS en PS is lager.
O is geld naar overheid.
WV is welvaartsverlies.

Slide 30 - Tekstslide

Door de subsidie gaat de aanbodlijn naar beneden.
De consumentenprijs gaat naar beneden en de product krijgt een hogere prijs. De hoeveelheid zal toenemen. 

Slide 31 - Tekstslide

huiswerk 
maak nu opdracht 4.6 

Slide 32 - Tekstslide

Loonvorming
Over het algemeen:
Beroepen waar een tekort aan is                            Loon omhoog
Beroepen waar een overschot aan is                    Loon omlaag (op termijn)


Waarom een minimumloon?
Lonen die dalen (of onzekerheid over loon) geven onrust in de samenleving, en dat wil de overheid niet. Ook wil de overheid niet dat loonwerkers worden uitgeknepen door bedrijven. Daarnaast willen ze iedereen tevreden houden, wat betekent dat iedereen "genoeg moet verdienen om te kunnen leven".

Slide 33 - Tekstslide

Loonvorming wordt vastgelegd (CAO)
Herhaling
- Individuele arbeidsovereenkomst v.s. collectieve arbeidsovereenkomst
- Primaire arbeidsvoorwaarden
- Secundaire arbeidsvoorwaarden
- Vakbonden
- Organisatiegraad
- Bedrijfstak
- Mee-lifters (free-riders)
- Uitkomst onderhandelingen nieuwe CAO is algemeen bindend --> voor  leden en niet-leden
-Waarom zou je lid worden van een vakbond ?  --> Gevangenis dilemma

Uitleg nog een keer zien? 
Lesbrief Werk en werkloosheid H3 

Slide 34 - Tekstslide

Loonvorming: minimumloon
Goede oefening
wat betekenen de letters ??

A = ...
B = ...
etc.

Slide 35 - Tekstslide

Examenopgave 2018

Slide 36 - Tekstslide

Examenopgave 2018

Slide 37 - Tekstslide

Examenopgave 2021

Slide 38 - Tekstslide

Examenopgave 2021

Slide 39 - Tekstslide