KERN 37_formeel en informeel taalgebruik.

Startopdracht nakijken
Wat valt op aan deze tekst?
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Startopdracht nakijken
Wat valt op aan deze tekst?

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

3. Test jezelf!
>> Log in bij LessonUp.

Slide 7 - Tekstslide


A
Formeel
B
Informeel

Slide 8 - Quizvraag

2. Formeel of informeel?

Hoogachtend,
A
Formeel
B
Informeel

Slide 9 - Quizvraag

3. Formeel of informeel?

Groetjes,
A
Formeel
B
Informeel

Slide 10 - Quizvraag

4. Formeel of informeel?

Doei!
A
formeel
B
informeel

Slide 11 - Quizvraag

5. Formeel of informeel?

Hoi!
A
Formeel
B
Informeel

Slide 12 - Quizvraag

7. Formeel of informeel?

Geachte heer De Wit,
A
informeel
B
formeel

Slide 13 - Quizvraag

7. Welke vorm is correct?
(Let op interpuntie!)
A
Met vriendelijke groetjes,
B
Met groeten,
C
met vriendelijke groet,
D
Met vriendelijke groeten,

Slide 14 - Quizvraag

8. Formeel of informeel?

Met vriendelijke groet,
A
Formeel
B
Informeel

Slide 15 - Quizvraag

9. Formeel of informeel?

Je stuurt een mail met een klacht over een toets naar de Examencommissie.
A
Informeel
B
Formeel

Slide 16 - Quizvraag

10. Formeel of informeel?

Denk aan uw bagage bij het verlaten van de trein.


A
formeel
B
informeel

Slide 17 - Quizvraag

11. Formeel of informeel?

Hopelijk heb ik u voldoende geïnformeerd.

A
formeel
B
informeel

Slide 18 - Quizvraag