2.1 Aanbod in de markt 4 Economie VWO

Welkom 4V

Hoofdstuk 2: Markt en Aanbod - Paragraaf 2.1 Aanbod in de markt

Hoofdstuk 1 is afgerond; zijn er nog vragen? (herhalingsopdracht 1 en 2 paragraaf 1.4)
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom 4V

Hoofdstuk 2: Markt en Aanbod - Paragraaf 2.1 Aanbod in de markt

Hoofdstuk 1 is afgerond; zijn er nog vragen? (herhalingsopdracht 1 en 2 paragraaf 1.4)

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen: 
Je weet wat het verschil is tussen vaste of constante kosten en variabele kosten.
Je kunt rekenen met vaste, variabele en totale kosten.
Je weet wat het verschil is tussen totale en gemiddelde kosten en je kunt hiermee berekeningen maken.
Je weet marginale kosten zijn en kunt hiermee berekeningen maken.

Slide 5 - Tekstslide

Veel mensen die een eigen bedrijf beginnen, denken erover om een webwinkel te starten. Bij het starten van zo’n winkel maak je kosten. Je moet een computer aanschaffen en een website opzetten. Daarnaast moet je de goederen inkopen die je gaat bewerken en/of doorverkopen. De prijs van wat je gaat leveren, bepaal je door te kijken naar je kosten, maar ook door te kijken naar wat je concurrenten vragen.
Het aanbod van een ondernemer hangt in dit geval af van de kosten, maar ook hoeveel de producten uiteindelijk opbrengen. Uiteindelijk hoop je als ondernemer voldoende omzet en winst te maken om je bedrijf succesvol te laten zijn.

Slide 6 - Tekstslide

Aanbieden kost geld
> Bij het aanbieden van producten zullen ondernemers kijken hoeveel de goederen /diensten kosten die ze aanbieden.
> Ook zullen ze kijken naar wat de producten opleveren als ze ze gaan verkopen. 
De verkoopbereidheid van de producent ligt hoog als de verkoopprijs van een product hoog is. 

Slide 7 - Tekstslide


Welke soorten kosten van een productent ken je?

Slide 8 - Open vraag

2 soorten kosten
  • Vaste kosten =
    Kosten die onafhankelijk zijn van de geproduceerde hoeveelheid producten.

  • Variabele kosten =
    Kosten die wel afhankelijk zijn van de geproduceerde hoeveelheid producten.

Slide 9 - Tekstslide

Constante kosten
Variabele kosten

Slide 10 - Tekstslide

Totale kosten
TK = Totale kosten 
TVK = Totale variabele kosten (afhankelijk van productie)
TCK = Totale constante kosten (onafhankelijk van productie)

TK = TVK + TCK
TK = 100q + 300 000
q = hoeveelheid/afzet 

Slide 11 - Tekstslide

Totale kosten grafiek

Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag
Opdracht 3 en 6 paragraaf 2.1
Succes!

Slide 13 - Tekstslide

Woensdag 8 december
1. Je weet wat het verschil is tussen vaste of constante kosten en variabele kosten 
2. Je kunt rekenen met vaste, variabele en totale kosten.
3. Je weet wat het verschil is tussen totale en gemiddelde kosten en je kunt hiermee berekeningen maken.
4.Je weet marginale kosten zijn en kunt hiermee berekeningen maken.

Slide 14 - Tekstslide

Wat is geen voorbeeld van constante kosten?
A
Afschrijvingen van machines
B
Transportkosten
C
Huurlasten
D
Maandelijkse rentebetalingen

Slide 15 - Quizvraag

De totale variabele kosten zijn de kosten die afhankelijk zijn van de geproduceerde hoeveelheid goederen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quizvraag

De totale kosten functie ziet er als volgt uit: TK = GTK + TCK

A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Totale kosten grafiek

Slide 18 - Tekstslide

Totale kosten
TK = Totale kosten 
TVK = Totale variabele kosten (afhankelijk van productie)
TCK = Totale constante kosten (onafhankelijk van productie)

TK = TVK + TCK
TK = 100q + 300 000
q = hoeveelheid/afzet 

Slide 19 - Tekstslide

Wat zijn dan nu de kosten per stuk?
GTK = TK / q
GVK = TVK / q
GCK = TCK / q
GTK = GVK + GCK

Slide 20 - Tekstslide

Stel een bedrijf wil 1 product meer gaan produceren, hoeveel extra kosten maken ze dan? 
Die kosten voor het maken van 1 product extra heten marginale kosten. 

Marginale kosten = het bedrag waarmee de totale kosten van een bedrijf toenemen als er één extra product wordt geproduceerd. 

Wat was een kenmerk van constante kosten? 
Veranderen deze als je 1 extra product maakt?

Slide 21 - Tekstslide

Marginale kosten
De marginale kosten worden veroorzaakt door een verandering in de variabele kosten. 

Slide 22 - Tekstslide

De TK bedragen bij 12 000 eenheden 1500 000 euro.
Bij 14 000 eenheden bedragen de TK 1700 000. Bereken MK:

Slide 23 - Open vraag

Marginale kosten berekenen
De totale kosten bedragen bij 12 000 eenheden € 1.500.000.
Bij 14 000 eenheden bedragen de TK € 1. 700.000.
De marginale kosten bedragen dan:
(€ 1. 700.000 − € 1. 500.000) ÷ (14 000 – 12 000) = € 100

Slide 24 - Tekstslide

Nu aan de slag met opdracht 11

Slide 25 - Tekstslide

Aan de slag
Ga aan het werk met opdracht 11
Heb je een vraag? Lees eerst 2.1 en kom je er dan nog niet uit, steek dan je vinger op.
Ben je hier mee klaar? Start dan alvast met het huiswerk (opdracht 7 en de herhalingsopdrachten 1, 2, 3, 4)

Slide 26 - Tekstslide

Wat neem je mee uit deze les? (begrip/iets dat je hebt geleerd?

Slide 27 - Woordweb

opdracht 12
a. Bekijk figuur 8. Hoe hoog zijn de marginale kosten bij een productie van 30 000? Leg uit.
b. Leg uit waarom de GTK- de 
GVK-lijn nadert als de productie toeneemt.
c. Stel dat de producent een prijs van 40 euro voor het product krijgt. Vanaf welke hoeveelheid maakt hij dan winst? Leg uit. 

Slide 28 - Tekstslide

Aan de slag
Opdracht 7 en herhalingsopdrachten 1, 2, 3 en 4.
Dit is huiswerk voor volgende week. 
Succes!

Slide 29 - Tekstslide