Les 6 Nederlands vv1b

Les Nederlands


vv1b
m.braam@dcterra.nl
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Les Nederlands


vv1b
m.braam@dcterra.nl

Slide 1 - Tekstslide

Lezen

  • Zoek een comfortabele houding (op de grond, in raamkozijn, voeten op tafel, enz.)
  • Lees 15 minuten in stilte voor jezelf
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Lesprogramma van vandaag
  • Welkom - boek - 15 minuten lezen

  • Herhaling vorige week (ex-uitschuifpik)

  • Woordenspel

  • Woordenschrift

  • Afsluiten met een dilemma

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je hebt gelezen in je boek.
  • Je weet het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden.
  • Je hebt een woordenspel gedaan en actief meegedaan met het bedenken van woorden.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Zwakke werkwoorden
Kofschipregel ('t ex-kofschip/'t sexy fokschaap, ex-uitschuifpik)

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

werkwoordspelling verleden tijd
A
Gisteren verhuisden we naar Groningen.
B
Gisteren verhuisten we naar Groningen.

Slide 9 - Quizvraag

Werkwoordspelling verleden tijd
(rennen) Het meisje ............. naar huis.
A
rent
B
rente
C
rende
D
renden

Slide 10 - Quizvraag

Wat zijn sterke werkwoorden?
A
Werkwoorden die van klank veranderen als je de pv in de verleden tijd zet.
B
Werkwoorden die niet van klank veranderen als je de pv in de verleden tijd zet.
C
Werkwoorden die aangeven dat een onderwerp sterk is.
D
Woorden die met 'sterk zijn' te maken hebben.

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een sterk werkwoord?
A
vragen
B
darten

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een sterk werkwoord?
A
branden
B
rijden
C
lachen
D
poetsen

Slide 13 - Quizvraag

Bij een sterk werkwoord...
A
blijft de klank hetzelfde
B
verandert de klank

Slide 14 - Quizvraag

Wat is een sterk werkwoord
A
branden
B
blussen
C
verhuizen
D
denken

Slide 15 - Quizvraag

Wat is een sterk werkwoord?
A
slapen
B
werken
C
branden
D
fietsen

Slide 16 - Quizvraag

Woordspel (MET PRIJS!)
Maak zoveel mogelijk woorden met de volgende letters:

  • Woorden met 2 of 3 letters: 2 punten
  • Woorden met 4 letters: 3 punten
  • Woorden met 5 letters: 4 punten
  • Woorden met 6 letters: 5 punten enz.
  • Check groepje naast je
timer
3:00

Slide 17 - Tekstslide

Huiswerk voor na de vakantie
  • Module - Grammatica en spelling - Spelling 1F - 2.10, 2.11 en 2.12


Slide 18 - Tekstslide

Afsluiting
Zijn de lesdoelen behaald?

  • Je hebt gelezen in je boek.
  • Je weet het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden.
  • Je hebt woorden verzonnen tijdens het woordenspel.


Slide 19 - Tekstslide

Dilemma

Slide 20 - Tekstslide