Herhaling grammatica unit 2 (LJ3)

Herhaling grammatica
Unit 2
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Herhaling grammatica
Unit 2

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Uitleg past simple + oefeningen
  • Uitleg present continuous + oefeningen
  • Uitleg future will + oefeningen 
  • Uitleg future going to + oefeningen
  • Overzicht rangtelwoorden + oefeningen 
  • Woordjes oefeningen  

Slide 2 - Tekstslide

GRAMMAR

Slide 3 - Tekstslide

Past Simple
- Wanneer gebruik je de Past Simple?
Acties die in het verleden hebben plaatsgevonden. Het is compleet voorbij. 

-  Hoe maak je de Past Simple?
Regelmatig werkwoord + -ed  OF onregelmatig werkwoord die verandert
- He worked at a supermarket. 
- She walked to school yesterday. 
- I bought a cake last week. (buy-bought) 


Slide 4 - Tekstslide

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen de haakjes in:

The train ... (stop) at every station this morning.
A
stopped
B
stop
C
have stopped
D
stoped

Slide 5 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen de haakjes in:

When ... (do) my letter ... (arrive)?
A
do - arrive
B
did - arrive
C
do - arrived
D
did - arrived

Slide 6 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen de haakjes in:

Thomas ... (go) to school by bike yesterday.
A
go
B
goes
C
went
D
gone

Slide 7 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen de haakjes in:

A minute ago the teacher ... (answer) my question.
A
answers
B
answer
C
answering
D
answered

Slide 8 - Quizvraag

Present perfect
- Wanneer gebruik je de Present perfect?            
Acties die in het verleden hebben plaatsgevonden, maar nog bezig zijn nu. 

-  Hoe maak je de Present perfect?
Have/has + werkwoord + -ed OF onregelmatig werkwoord (3e vorm) 
- He has worked at a supermarket since 2010.  
- She has walked to school since she was young. 
- I  have gone to school since I was 5 years old.  (go-went-gone)

Slide 9 - Tekstslide

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen de haakjes in:

My family ... (move) into a new part of town and I ... (change) school.
A
has moved - changed
B
moved - changed
C
moved - has changed
D
has moved - have changed

Slide 10 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen de haakjes in:

I ... (be) in my new class for some time but no one ... (speak) to me yet.
A
have been - has spoken
B
been - spoken
C
have been - speak
D
have - spoken

Slide 11 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen de haakjes in:

... (have) you ever ... (meet) somebody like me?
A
Have - met
B
have - meeting
C
Have - meet
D
have - meet

Slide 12 - Quizvraag

Future will 
- Wanneer gebruik je 'Will' ? 
Voor spontane besluiten, hoop en wensen voor de toekomst. 

-  Hoe gebruik je 'Will'?
Will + werkwoord 
- He will buy some chocolate at a supermarket.  
- She will have so much fun this weekend. 


Slide 13 - Tekstslide

Je wilt veel leuke dingen doen. Maak een zin met:
''Will'' en ''visit my uncle''.

Voorbeeld: Read a book = I will read a book.

Slide 14 - Open vraag

Je wilt veel leuke dingen doen. Maak een zin met:
''Will'' en ''stay at home''.

Voorbeeld: Read a book = I will read a book.

Slide 15 - Open vraag

Future going to
- Wanneer gebruik je 'going to' ? 
Voor geplande acties en dingen die je zeker wil gaan doen. 

-  Hoe gebruik je 'going to'?
Am/is/are going to + werkwoord 
- He is going to buy some chocolate at a supermarket.  
- I am going to have so much fun this weekend. 


Slide 16 - Tekstslide

Je wilt veel plannen. Maak een zin met:
''Going to'' en ''play on the computer''.

Voorbeeld: Read a book = I am going to read a book.

Slide 17 - Open vraag

Je wilt veel plannen. Maak een zin met:
''Going to'' en ''ride on my bike''.

Voorbeeld: Read a book = I am going to read a book.

Slide 18 - Open vraag

Rangtelwoorden 
Rangtelwoorden

Slide 19 - Tekstslide

Match de rangtelwoorden met de juiste zin:
first 
eight 
thirteenth
twentieth
On the ... (1) of March I'm going shopping with mum for new school clothes. 
On the ... (8) I have to hand in my paper about elephants to Mr. Robbins, our biology teacher. 
On the ... (13) we will be back from Paris. 
On the ... (20) I have to baby-sit my neighbour's children. 

Slide 20 - Sleepvraag

Vocabulary
Vocabulary

Slide 21 - Tekstslide

Match de woorden met elkaar:
voorspellen
aanbevelen
toevoegen
uitspraak
to change
verbeteren
kunstmatig
To predict 
to recommend
to add
pronunciation
to change
to improve
artificial 

Slide 22 - Sleepvraag

Wat is de Nederlandse vertaling van:
rich

Slide 23 - Open vraag

Wat is de Nederlandse vertaling van:
appearance

Slide 24 - Open vraag

Wat is de Nederlandse vertaling van:
to dress up

Slide 25 - Open vraag

Wat is de Nederlandse vertaling van:
to judge

Slide 26 - Open vraag

Wat is de Nederlandse vertaling van:
guilty

Slide 27 - Open vraag

Wat is de Nederlandse vertaling van:
benefits

Slide 28 - Open vraag

Wat is de Nederlandse vertaling van:
low on money

Slide 29 - Open vraag

Wat is de Nederlandse vertaling van:
to be loaded

Slide 30 - Open vraag

Wat is de Nederlandse vertaling van:
bankrupt

Slide 31 - Open vraag

Wat is de Nederlandse vertaling van:
savings

Slide 32 - Open vraag

Match de woorden met elkaar:
documentaire
een reis
een aflevering
de duur
verbaasd zijn
bos / woud
bereiken
a documentary
a journey
an episode
the duration
to be astonished
a forest
to achieve

Slide 33 - Sleepvraag

Wat is de Nederlandse vertaling van:
cash

Slide 34 - Open vraag

Wat is de Nederlandse vertaling van:
fake money

Slide 35 - Open vraag

Wat is de Nederlandse vertaling van:
advice

Slide 36 - Open vraag

Wat is de Nederlandse vertaling van:
to lend

Slide 37 - Open vraag

Wat is de Nederlandse vertaling van:
borrow

Slide 38 - Open vraag

Wat is de Nederlandse vertaling van:
cheap

Slide 39 - Open vraag

Wat is de Nederlandse vertaling van:
a response

Slide 40 - Open vraag

Wat is de Nederlandse vertaling van:
pocket money

Slide 41 - Open vraag

Wat is de Nederlandse vertaling van:
option

Slide 42 - Open vraag

Wat is de Nederlandse vertaling van:
My opinion is...

Slide 43 - Open vraag