bs 1

Hoofdstuk 4: evolutie
Toets inzien
Hoofdstuk 5 evolutie
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 4: evolutie
Toets inzien
Hoofdstuk 5 evolutie

Slide 1 - Tekstslide

Evolutie

Slide 2 - Tekstslide

Maar eerst:
Hoe delen we organismen tegenwoordig in?

De hele wereld bestaat uit levende (organische) en levenloze (anorganische) stoffen.

Slide 3 - Tekstslide

Organische stoffen
zijn afkomstig van organismen of van producten van organismen. 
Bestaan altijd uit 1 of meerdere koolstofatomen (C).
Daarnaast kunnen ze o.a. waterstofatomen (H), zuurstof (O), stikstof (N), fosfor (P) en zwavel (S) bevatten.

Slide 4 - Tekstslide

glucose
C6H12O6
C=koolstof
H=waterstof
O=zuurstof

Slide 5 - Tekstslide

Anorganische stoffen
komen voor in organismen en in levenloze natuur.
Zijn vaak kleine, eenvoudige moleculen, bijvoorbeeld:
koolstofdioxide (CO2),  water (H2O), keukenzout (NaCl), zuurstofgas (O2).

Slide 6 - Tekstslide

Fotosynthese
Planten (en sommige bacteriën en archaea) kunnen van anorganische stoffen, organische stoffen maken. Deze stoffen gebruiken ze vervolgens om zich mee te voeden.

Organismen die hun eigen eten kunnen maken noem je autotroof.
auto =zelf troof=voeden

Slide 7 - Tekstslide

heterotroof
hetero=anders
heterotrofe organismen zijn organismen die andere organismen nodig hebben om te eten. 
Zij kunnen niet anorganische stoffen omzetten in organische stoffen en moeten dus andere organismen opeten om organische stoffen binnen te krijgen. Deze stoffen zetten zij, met behulp van anorganische stoffen, om in eigen organisch materiaal.

Slide 8 - Tekstslide

indelingscriteria organismen
Voedingswijze (autotroof/heterotroof)
celtype (prokaryoot/eukaryoot)
aanwezigheid celwand
aantal cellen (eencellig/ meercellig)

Slide 9 - Tekstslide

maken
opdracht 1-5

Slide 10 - Tekstslide

3 domeinen

Slide 11 - Tekstslide

taxa
domein
rijk
stam
klasse
orde
familie
geslacht
soort

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Waarom is een luipaard geen jaguar?

Slide 14 - Tekstslide

afrikaanse olifant
indische olifant

Slide 15 - Tekstslide

Wat is een soort?
Organismen van dezelfde soort kunnen vruchtbare nakomelingen hebben. Dat betekend dat hun jongen ook weer nakomelingen kunnen krijgen.

Slide 16 - Tekstslide

leeuw
tijger

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

muilezel (moeder ezel)
Alleen de vrouwelijke 
muildier (moeder paard)
nakomelingen vruchtbaar

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

rassen
lijken heel erg veel op elkaar qua DNA en kunnen onderling vruchtbare nakomelingen krijgen.

Slide 21 - Tekstslide

Soort
Alle soorten orgaismen hebben een wetenschappelijke naam. 
De zweedse bioloog Linnaeus heeft deze naamgeving bedacht. 
Je noemt een organismen naar zijn geslachtsnaam en soortaanduiding.
Deze tweedelige naamgeving wordt vaak ook nog gevolgd door de ontdekker van de soort.

Slide 22 - Tekstslide

Madeliefje
Bellis perennis L.

geslachtsnaam met hoofdletter.
soortaanduiding met kleine letter.
L. staat voor linnaeus

Slide 23 - Tekstslide

Maken
1-5
6-10

Slide 24 - Tekstslide