Les 2: Opgepakt... en dan?

1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijkundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Startklaar
  • Op je plek zitten 
  • Telefoon in het Zakkie 
  • Jas over de stoel, oortjes in de tas, tas op de grond
  • Schoolspullen op tafel: Chromebook, JdW-map, etui

Slide 3 - Tekstslide

Bij de start van iedere les verwelkomt de docent de leerlingen bij de ingang van de deur, noemt leerlingen bij naam, maakt oogcontact en besteedt aandacht aan het welbevinden van leerlingen. De docent geeft het goede voorbeeld en spreekt hoge verwachtingen uit voor het verloop van de les door succescriteria op gewenst gedrag, schooltaal en effectief leren te benoemen. De leerlingen zitten startklaar en zijn bijvoorbeeld ingelogd in LessonUp en hebben hun JdW-map op tafel.

WERK & MEDIA



Les X: Titel les
Maatschappijleer
HB3B
Les 2: Opgepakt... en dan? 

Maatschappijkunde Basis 3
2024-2025
CRIMINALITEIT

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Je kunt benoemen wat de politie mag bij de opsporing van een verdachte (R)
  • Je kunt uitleggen wat de officier van justitie kan doen met de verdachte (T)
  • Je kunt beschrijven wat de belangrijkste personen bij een rechtszaak doen (T)

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opsporing
Bij een misdrijf gaan agenten (politie) de zaak onderzoeken. Ze kijken wat er is gebeurd en wat iedereen heeft gezien of gehoord. En natuurlijk wie het gedaan heeft. Je bent een verdachte als de politie denkt dat je iets strafbaars hebt gedaan. 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat mag de politie?
In de Nederlandse rechtsstaat moet de politie zich aan een aantal regels houden. Agenten mogen je niet zomaar arresteren. Alleen als de politie je verdenkt van een misdrijf mag ze een aantal dingen doen: 

  • De politie mag je fouilleren. Hierbij onderzoeken ze je kleding en lichaam. 
  • De politie mag je arresteren. Je moet mee naar het bureau voor verder verhoor. 
  • De politie mag je huis doorzoeken op zoek naar bewijsmateriaal (hier is een huiszoekingsbevel voor nodig)

Na afloop van het onderzoek schrijft de politie een proces-verbaal. Dit is een speciaal politieverslag met alle informatie over het misdrijf en de verdachte. 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De officier van justitie
Als de politie klaar is, dan gaat het proces-verbaal naar de officier van justitie. Die beslist wat er met de verdachte gaat gebeuren. De officier heeft drie mogelijkheden: 

  • Zelf een straf opleggen (bijv.: een boete of een taakstraf) 
  • De verdachte voor de rechter brengen
  • Besluiten dat de verdachte geen straf krijgt.
    Bijvoorbeeld als er te weinig bewijs is. 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De rechtszaak
Bij een rechtszaak zijn de belangrijkste personen: 

  • de verdachte, geholpen door een advocaat
  • de officier van justitie, die wil bewijzen dat de verdachte schuldig is
  • de rechter, die beslist of de verdachte schuldig is en wat de straf wordt 

Als de rechter iedereen heeft gehoord en genoeg bewijs heeft, eindigt de rechtszaak met het vonnis: de uitspraak van de rechter. Daarin staat of de rechter vindt dat de verdachte schuldig is en deze legt dan een straf op. 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten H5.5
H5.4: Opdracht 1 t/m 10 (blz. 141-143)

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk voor volgende keer
Invullen begrippen + samenvatting 
H5.5 (blz. 143)

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begrippen
  • Bewijzen
  • Fouilleren
  • Officier van justitie
  • Proces-verbaal
  • Rechter
  • Verdachte
  • Vonnis

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies