Hoofdstuk 4.7 grammatica zinsdelen (les 2)

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je etui en je leerwerkboek (p. 124);
  • je laptop (log in bij LessonUp).
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je etui en je leerwerkboek (p. 124);
  • je laptop (log in bij LessonUp).

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Hoe ging het? Boek op pagina 124
  • Leerdoelen 4.7 grammatica
  • Werkmoment
  • Afsluiten van de les

Slide 2 - Tekstslide

Hoe ging vraag 10 van 5.7?
wg en o
😒🙁😐🙂😃

Slide 3 - Poll

Hoe ging vraag 11 van 5.7?
wg en ng
😒🙁😐🙂😃

Slide 4 - Poll

Hoe ging vraag 12 van 5.7?
lv
😒🙁😐🙂😃

Slide 5 - Poll

4.7 Grammatica zinsdelen (p. 54)
  1. Je weet wat een enkelvoudige en een samengestelde zin is.
  2. Je weet wat het meewerkend voorwerp is. 

Deze paragraaf werk je in je boek en schrift.
De antwoorden vind je in de studiewijzer.

Slide 6 - Tekstslide

Enkelvoudige zin
Zin waarin 1 persoonsvorm staat.
Een enkelvoudige zin is altijd een hoofdzin.
Persoonsvorm  en onderwerp staan naast elkaar.

De leerlingen | luisteren | goed | naar de uitleg.
            o                           pv

Slide 7 - Tekstslide

Samengestelde zin
Bestaat uit 2 of meer zinnen en 2 of meer persoonsvormen.
Meerdere combinaties mogelijk.

  • twee hoofdzinnen
  • een hoofdzin en een bijzin
  • een bijzin en een hoofdzin

Slide 8 - Tekstslide

Twee hoofdzinnen
Hij luistert goed naar zijn zangcoach.
                                                                      Hij wil later zanger worden.
Hij luistert goed naar zijn zangcoach, 
want hij wil later zanger worden.

Persoonsvorm en onderwerp staan naast elkaar.

Slide 9 - Tekstslide

Hoofdzin en bijzin
Hij luistert goed naar zijn zangcoach, omdat hij later zanger wil worden.
  • Het voegwoord (omdat) hoort bij de bijzin.
  • In een bijzin staan alle werkwoorden, inclusief de persoonsvorm, aan het eind van de zin. 
  • Bij de bijzin staat iets of kan iets tussen onderwerp en persoonsvorm.

Slide 10 - Tekstslide

Bijzin en hoofdzin
Terwijl de regen uit de hemel komtzitten wij lekker binnen.

  • Het voegwoord (terwijl) hoort bij de bijzin.
  • In een bijzin staan alle werkwoorden, inclusief de persoonsvorm, aan het eind van dat zinsdeel.
  • Bij de bijzin staat iets of kan iets tussen onderwerp en persoonsvorm.

Slide 11 - Tekstslide

Ontleden doe je zo:
Hij | luistert | goed | naar zijn zangcoach , || omdat |  hij  | later  | zanger  | wil | worden.

Tussen de zinnen van een samengestelde zin zet je ||.
Maak er weer twee zinnen van. 
Het woord dat je overhoudt, is het voegwoord (hoort bij bijzin).

Slide 12 - Tekstslide

Een enkelvoudige zin heeft altijd
één persoonsvorm.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Een samengestelde zin heeft altijd twee persoonsvormen.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Bij een hoofdzin staan onderwerp en persoonsvorm altijd naast elkaar.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Mijn moeder zoekt Ollie, omdat ze de kat kwijt is.
A
Twee hoofdzinnen
B
Een hoofdzin en een bijzin

Slide 16 - Quizvraag

Jaap gaat zijn huiswerk maken,
want hij wil een goed cijfer.
A
Twee hoofdzinnen
B
Een hoofdzin en een bijzin

Slide 17 - Quizvraag

Werkmoment
Let op! Nu paragraaf 4.7 pagina 55

Maak van 4.7 opdrachten: 3, 4 en 5.
  • Lees goed wat je bij elke opdracht moet doen.
  • Kijk zelf na in de studiewijzer
  • Noteer bij elke opdracht hoeveel zinnen goed: 4 van 5.

Slide 18 - Tekstslide

Afsluiting
  • Huiswerk staat in Magister. 

Slide 19 - Tekstslide