Kijken en luisteren H1-6

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Kijken en luisteren H1-6

Oefenen voor de toets

H1 

Lichaamstaal en stemgebruik 

02:15

Waarom gebruikt Jeroen zijn handen?

1. Om duidelijker te maken wat hij zegt.
2. Om zijn enthousiasme duidelijker te maken.

02:23

Jeroen gebruik zijn hele lichaam om duidelijk te maken dat Eva gewonnen heeft. Maakt hij ook gebruik van zijn intonatie?

1. Ja, hij legt nadruk met zijn stem als hij de winnares aankondigt
2. Ja, hij roept hard door de zaal wie de prijs gewonnen heeft.
3. Nee, hij blijft op dezelfde toon doorpraten.
4. Nee, hij maakt helemaal geen gebruik van zijn intonaties.

03:36

Hoe voelt Eva zich?

1. Blij en geschrokken
2. Blij en verrast
3. Verrast en verdrietig

Eva bedoelt in haar dankwoord met 'jou' Jeroen, want ze kijkt hem duidelijk aan.

1. Waar
2. Niet waar

Wat is het doel van dit fragment?

1. Amuseren
2. Iets laten doen
3. Iets leren/uitleggen
4. Informatie geven

H2

Aantekeningen maken

Je moet aantekeningen maken bij een kijkfragment. Hoe doe je dat het best?

1. Je schrijft alle hoofd-en bijzaken heel precies op.
2. Je schrijft de bijzaken in steekwoorden op.
3. Je schrijft de hoofdzaken in steekwoorden op.
4. Je schrijft het onderwerp samen met hoofd-en bijzaken op.

00:07

Wat is het onderwerp van dit fragment?

00:26

De naam Almere bestaat al meer dan 1000 jaar. Hoe weten wij dit?

1. Omdat Almere al sinds de 2de wereldoorlog bestaat.
2. Omdat Almere veel verschillende namen heeft gekregen.
3. Omdat er vroeger al water lag op de plek waar nu Almere ligt.
4. Omdat over Bonifatius geschreven is dat hij in 753 over het Aelmere trok naar Friesland.

00:28

De informatie over Bonifatius is....

1. Bijzaak
2. Hoofdzaak

01:15

Voor wie is de stand Almere vooral gemaakt?

1. Mensen uit Aelmere
2. Mensen uit Het Gooi en Amsterdam
3. Overlopers uit de Tweede Wereldoorlog

H3

Instructie

Waarop let je bij het volgen van een instructie?

1. Je let op de doe-woorden die de spreker aangeeft.
2. Je let op de doe-woorden en de signaalwoorden die de volgorde van stappen aangeven.
3. Je let op de doe-woorden, de volgorde van stappen en of de spreker ook iets demonstreert.
4. Je let op de signaalwoorden die de volgorde van stappen aangeven.

00:13

Hoe helpt de spreker jou de juiste ingrediënten klaar te zetten?

1. Hij noemt ze allemaal op.
2. Hij laat ze allemaal zien.
3. Hij laat ze zien en noemt ze op.

00:53

Waarom gebruik de kok een kookwekker tijdens het kneden?

1. Omdat het belangrijk is het deeg lang genoeg te kneden.
2. Omdat het mengsel vijf minuten moet rijzen.
3. Omdat je het deeg niet langer dan acht minuten mag kneden.

02:11

Je wilt pizzadeeg maken, maar je hand en arm zitten in het gips. Kun jij volgens dit fragment pizzadeeg maken?

1. Ja, want je kunt ook een keukenmachine gebruiken.
2. Ja, want de kok slaat in het fragment ook met met één hand.
3. Nee, want je moet het deeg met twee handen kunnen rollen.
4. Nee, want je moet minimaal acht minuten kneden met twee handen.

Wat is het belangrijkste doel van dit fragment?

1. De kijker amuseren.
2. De kijker iets laten doen.
3. De kijker iets leren/uitleggen.

H4

Discussie

Vul het ontbrekende woord in.
In een...... praten mensen samen over een onderwerp.

Vul het ontbrekende woord in.
Deelnemers vertellen waarom ze die mening hebben. Dit doen ze met.......

H5 & H6

Weet wat je ziet en hoort & publiek

Waar let je op als je wilt weten voor welk publiek een uitzending is bedoelt? er zijn meerdere antwoorden goed.

1. Aftiteling
2. Taalgebruik
3. Vorm
4. Lengte

00:09

Wie is er aan het woord in het filmpje?

1. Een leerling.
2. Een leraar.
3. Een presentator.

00:16

Is de spreker een betrouwbare bron?

1. Ja, want de spreker is ervaringsdeskundige.
2. Ja, want de spreker is ingehuurd om dit in te spreken.
3. Nee, wat je spreker is te jong om onderwijsexpert te zijn.
4. Nee, want de spreker vraagt juist om hulp aan anderen.

01:43

Wat is het onderwerp van het filmpje?

1. Meepraten over de inhoud van het onderwijs.
2. Meepraten over de manier van lesgeven.
3. Meepraten over het onderwijs in 2032.

01:44

Welk doel heeft het beeld bij wat de spreker verteld?

1. Extra informatie geven.
2. Het verhaal leuker maken.
3. Verduidelijken wat wordt gezegd.
4. A, B en C zijn allemaal juist.

Wat is het doel van het filmpje?

1. De kijker/luisteraar iets laten doen.
2. De kijker/luisteraar informatie geven.
3. De kijker/luisteraar amuseren.

Voor welk publiek is dit filmpje bedoelt?

1. Ouderen
2. Jongeren