begrijpend lezen les 3: functies van tekstgedeelten


Nederlands
Begrijpend lezen

Les 3:

VWO 3
 P2 2019-2020
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les


Nederlands
Begrijpend lezen

Les 3:

VWO 3
 P2 2019-2020

Slide 1 - Tekstslide

Functies van tekstgedeelten

  • Alinea's of groepjes alinea's hebben bepaalde bedoelingen (= functie tekstgedeelte).
  • Hierbij kun je denken aan bewijs,  gevolgen,  oorzaak, opsomming en toelichting.


Tip: bekijk goed de kernzin en signaalwoorden, die kunnen je hierbij helpen.


Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Aan de slag!
Pak je boek Op Niveau: Lees tekst 2 op blz. 86

Maak slides  6  t/m 10

Slide 5 - Tekstslide

1. Bevat de eerste zin van alinea 5 een signaalwoord voor een tegenstelling en/ of een opsomming?
Leg je antwoord uit.

Slide 6 - Open vraag

2. Op welke manier zijn alinea 6 en 7 met elkaar verbonden? Leg je antwoord uit.

Slide 7 - Open vraag

3. Bepaal de functie van de volgende alinea's: a. alinea 5, b. alinea 6, c. alinea 7, d. alinea 8, e. alinea 9

Slide 8 - Open vraag

4. Op welke manier zijn alinea 9 en 10 met elkaar verbonden?

Slide 9 - Open vraag

5. De tekst heeft een goede slotalinea .
Leg dit uit met behulp van je kennis over signaalwoorden en manieren om een tekst af te sluiten.

Slide 10 - Open vraag

Ga naar magister: ELO ---> studiewijzer---> begrijpend lezen
Maken:
  • Download het document 'Altijd online (tekst) Functies van tekstgedeelten
  • Lees de tekst
  • Beantwoord de vragen op de volgende slides

Slide 11 - Tekstslide

Een tekstgedeelte (dat kan een alinea, een deel van een alinea of zelfs een groep alinea’s zijn) heeft een bepaalde functie binnen de hele tekst.


Stel van de volgende fragmenten de juiste functie vast. Je kunt steeds kiezen uit een aantal gegeven mogelijkheden.
Een tekstgedeelte (dat kan een alinea, een deel van een alinea of zelfs een groep alinea’s zijn) heeft een bepaalde functie binnen de hele tekst.


Stel van de volgende fragmenten de juiste functie vast. Je kunt steeds kiezen uit een aantal gegeven mogelijkheden.

Slide 12 - Tekstslide

Goed, hij was net erg zenuwachtig geweest door een twitterstilte van een uur (alinea 1).


A
toelichting
B
antwoord
C
weerlegging
D
toegeving

Slide 13 - Quizvraag

Zijn mobieltje kreeg geen verbinding met internet (alinea1).
A
bewijs
B
oorzaak
C
voorbeeld
D
aanleiding

Slide 14 - Quizvraag

‘Maar een ander schreeuwt naar zijn tv, als Ajax scoort. Zo heeft iedereen wel iets’ (alinea 2).
A
vergelijking
B
redenering
C
afweging
D
mening

Slide 15 - Quizvraag

Dat is natuurlijk razend interessant voor jongeren, zeker voor pubers die erg zijn gericht op hun eigen wereldje (alinea 4).
A
gevolg
B
constatering
C
aanvulling
D
toelichting

Slide 16 - Quizvraag

Pubers zijn zelf slecht in staat een grens te trekken in al die verleidelijke mogelijkheden en kunnen de oproep van een ander moeilijk weerstaan (alinea 6).
A
beoordeling
B
verklaring
C
theorie
D
oproep

Slide 17 - Quizvraag

Van Sarkom schrijft het als een groot springtouw, waar een hele groep jongeren steeds maar in probeert te blijven om vooral niks te missen. Bovendien moet je zelf ook wat te melden hebben, anders lig je er ook zo uit (alinea 8).
A
vergelijking
B
opsomming
C
beschrijving
D
definitie

Slide 18 - Quizvraag

Jongeren kunnen roepen dat ze geweldig kunnen ‘multitasken’, ofwel verschillende dingen tegelijkertijd doen, maar dat kunnen ze volgens nieuwe onderzoeken juist minder dan volwassenen (alinea 11).
A
hypothese
B
karakterisering
C
probleemstelling
D
vaststelling

Slide 19 - Quizvraag

Volgens andere onderzoekers evolueert het zoekgedrag van jongeren zo dat ze best in staat zijn om effectief allerlei snippers bij elkaar te zoeken en met elkaar te verbinden, maar krijgen ze steeds meer moeite met het lezen van lange stukken (alinea 12).
A
gevolgen
B
opsomming
C
bewering
D
verklaring

Slide 20 - Quizvraag

Nu is dat proces al langer gaande. Waar leerlingen in 1985 nog instaat waren een flinke lap tekst uit NRC Handelsblad te lezen in een examen, zouden heel
veel jongeren van nu al halverwege zuchtend afhaken (alinea 12).
A
toegeving
B
beschrijving
C
gevolgen
D
ontkenning

Slide 21 - Quizvraag

Dat is ook geen wonder, constateerde de Amerikaanse wetenschapper
Nicholas Carr in een geruchtmakend artikel in het blad The Atlantic. Na tien jaar enthousiast informatie zoeken op internet was hij niet meer in staat een boek te lezen, stelde hij twee jaar geleden. Hij kon de concentratie voor deep reading niet meer opbrengen, gewend als hij was aan de quick wins op internet. Een deel van zijn her- senen had hij lange tijd te weinig aangesproken, constateerde Carr in ‘Is Google Making Us Stupid?’ (alinea 13).
A
verklaring
B
toelichting
C
aanvulling
D
toegeving

Slide 22 - Quizvraag

Oefenen in zelfstandig werken is goed, stelt hij in het onlangs verschenen ‘Ellis en het verbreinen’. Maar het is niet geschikt voor iedereen. De balans moet goed zijn, tussen sturen en loslaten (alinea 14).
A
argumentatie
B
relativering
C
uitwerking
D
samenvatting

Slide 23 - Quizvraag

Het is jammer, vindt Veen, dat volwassenen van nu – ouders en docenten – zelf zo slecht overweg kunnen met al die mogelijkheden en geneigd zijn de voet op de rem te zetten. Trendwatcher Adjiedj Bakas heeft het zelfs over ‘zuurbekjes en droefsnoetjes’, die de weg naar een prachtige toekomst niet zien (alinea 16).
A
standpunt
B
relativering
C
beschrijving
D
tegenwerping

Slide 24 - Quizvraag

Ga nu naar je boek Op Niveau.
Lees tekst 6 op blz 131.
Maak de vragen op slices 26 t/m 30

Slide 25 - Tekstslide

1. Van welk probleem is sprake in tekst 6?

Slide 26 - Open vraag

2. Schrijf de oorzaak/ oorzaken van dit probleem op.

Slide 27 - Open vraag

3. In alinea 4 staat een signaalwoord voor het verband uitspraak-reden.
a Schrijf dit signaalwoord op.
b Schrijf beide delen van het verband op.

Slide 28 - Open vraag

4. a. Op welke manier zijn alinea 5 en 6 met elkaar verbonden?
b Schrijf op waaraan je die manier herkent.
c Leg het verband tussen de alinea's uit.

Slide 29 - Open vraag

5. Schrijf de functie van de volgende alinea's op: a alinea 2, b alinea 5 en 6
c alinea 7

Slide 30 - Open vraag