je me trompe ik vergis me
tu te trompes jij vergist je
il,elle,on se trompe hij ,zij,men vergist zich
nous nous trompons wij vergissen ons
vous vous trompez jullie vergissen je/ u
ils,elles se trompent zij vergissen zich
je me suis trompé(e) ik heb me vergist (let op; Frans; ik ben me)
elle s'est trompée zij heeft zich vergist
ils se sont trompés zij hebben zich vergist
elles se sont trompées