Financieel rekenen intro §3.1 inleiding

Inleiding hoofdstuk 3
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Inleiding hoofdstuk 3

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het einde van de les weet je het volgende:
  • Wat de overheid doet met belastinggeld
  • Wat btw is
  • Welke btw tarieven er zijn
  • Hoe je moet rekenen met btw

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2

Slide 3 - Video

Deze slide heeft geen instructies

00:17
Waarvoor gebruikt de overheid het belastinggeld?

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

01:26
Wat word er allemaal gedaan met ons belastinggeld?

Slide 5 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

BTW = 
Belasting toegevoegde waarde (omzetbelasting)

Slide 6 - Tekstslide

Bij het kopen en verkopen van goederen hebben we altijd te maken met de btw. Zo is de groothandel (Sligro) verplicht btw te berekenen over de prijzen van producten die hij aan de detaillist (horeca) levert. En de detaillist brengt weer btw in rekening bij de consument (de klant) die bij hem koopt. De ontvangen btw moeten de handelaar en detaillist afdragen aan de fiscus (belastingdienst).

Uiteindelijk betaalt de gebruiker, de consument, de btw. Op het moment dat jij een artikel koopt bij een detaillist, betaal jij de verkoopprijs incl. btw

Slide 7 - Video

De 6% btw moet 9% zijn, want die is onlangs veranderd. 
De 3 BTW-tarieven


  • Het 9%-tarief
  • Het 21%-tarief
  • Het 0%-tarief

Slide 8 - Tekstslide

9% = voor onder andere voedingsmiddelen, water, agrarische goederen, geneesmiddelen en hulpmiddelen, kunst, verzamelvoorwerpen en antiek, boeken en gas en minerale olie voor de tuinbouw.

21% = Voor alle leveringen en diensten die niet vallen onder het speciale tarief en het 0%-tarief.

0%-tarief = voor goederen die naar het buitenland worden vervoerd
Onder welk btw-tarief valt fruit?
A
0%
B
9%
C
21%
D
Geen tarief

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Onder welk btw-tarief valt een nieuw paar schoenen?
A
0%
B
9%
C
21%
D
Geen tarief

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Berekening
Je kunt goederen kopen inclusief en exclusief btw. 

100%
1
109%
€700
€763
121%
1
100%
€145,20
€120

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Jan heeft een scooter gekocht voor €1.250,- inclusief 21% btw. Hoeveel kost de scooter zonder btw?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Lisa heeft een broodje gekocht bij de Bakker Bart voor €5,- exclusief 9% btw.
Bereken hoe duur het broodje is inclusief btw.

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Een kast kost €135,- inclusief 21% btw.
Hoeveel bedraagt de btw?
A
€23,43
B
€25,12
C
€21,67
D
€18,77

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aanstaande maandag gaan we vederwerken met hoofdstuk 3!
Aanstaande maandag gaan we verder met hoofdstuk 3

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies