H9.3 2324

Criminaliteit
§3 - Oorzaken van criminaliteit
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 7 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Criminaliteit
§3 - Oorzaken van criminaliteit

Slide 1 - Tekstslide

Even herhalen:
log in

Slide 2 - Tekstslide

Huiswerk was:
Maken samenvatting en begrippenlijst
9.1 9.2 9.3
blz. 188-189
blz. 190-191

Slide 3 - Tekstslide

Wat is criminaliteit?
A
Asociaal gedrag.
B
Alle overtredingen die in de wet staan.
C
Alle misdrijven die in de wet staan.
D
Strafbare feiten die minder erg zijn.

Slide 4 - Quizvraag

Principes of uitgangspunten die je belangrijk vindt in het leven zijn:
A
Normen
B
Gedragsregels
C
Waarden
D
Rechtsregels

Slide 5 - Quizvraag

Hoe noem je de gevolgen van criminaliteit die zichtbaar zijn en in geld zijn uit te drukken?

Slide 6 - Open vraag

Een land waarin de rechten en plichten van de burgers en van de overheid in de wet zijn vastgelegd noem je:

Slide 7 - Open vraag

Voor wie telt het jeugdstrafrecht?
A
Voor de 12 tot 18 jarige
B
Voor de 16 tot 23 jarige

Slide 8 - Quizvraag

Individuele oorzaken/risicofactoren:
  1. Psychische problemen/gedragsproblemen = biologische factoren
  2. Onveilige opvoeding / thuissituatie = slechte opvoeding
  3. Foute vrienden = groepsdruk
  4. Alcohol en drugsgebruik
  5. Spijbelen en schooluitval

Deze individuele kenmerken leiden natuurlijk lang niet altijd tot crimineel gedrag, maar als je aan meerdere kenmerken voldoen dan neemt de kans wel toe.
Aantekening voor het examen

Slide 9 - Tekstslide

Beschermende factoren
Deze factoren zorgen er juist voor dat de kans verkleind wordt dat je crimineel gedrag gaat vertonen:
  • Werk en onderwijs
  • Relatie
  • Gezin
  • Sociale vaardigheden

Je bindingen!
Aantekening voor het examen

Slide 10 - Tekstslide

Maatschappelijke oorzaken
  1. Slechte levensomstandigheden​
  2. Anonieme samenleving (weinig sociale controle)​
  3. Gelegenheid maakt de dief​
  4. Minder besef van normen en waarden (Anomietheorie)​
  5. Gebrek aan maatschappelijke bindingen​
  6. Eens een dief altijd een dief
Aantekening voor het examen

Slide 11 - Tekstslide

3,2 Theorieën over criminaliteit 
Leerdoelen van deze les:
  • Je kan  verschillende theorieën over criminaliteit benoemen.
  • Je kan bij een omschreven situatie (bron) uitleggen om welke theorie het gaat. 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Wat is een theorie?
Wetenschappers hebben veel onderzoek gedaan naar crimineel gedrag. In dit hoofdstuk behandelen we theorieën die crimineel gedrag kunnen verklaren:
  • de aangeleerd gedrag theorie
  • anomietheorie
  • bindingstheorie
  • rationele-keuze theorie
  • etiketteringstheorie
  • neutraliseringtheorie 

Een theorie is een verklaring voor dingen die om ons heen gebeuren.

Slide 15 - Tekstslide

Aangeleerd-gedragtheorie
  • Deze theorie gaat ervan uit de crimineel gedrag aangeleerd is.
  • Wanneer mensen in je omgeving (bijvoorbeeld vrienden of ouders) crimineel gedrag vertonen, is de kans groter dat jij dat ook gaat doen.
  • De socioloog Sutherland bewees dat ‘brave jongeren’ door foute vrienden eerder crimineel werden.
  • Deze theorie gaat ervan uit dat crimineel gedrag nu eenmaal bestaat. 

Slide 16 - Tekstslide

De bindingstheorie
  • Mensen hebben bindingen met allerlei mensen. Bijvoorbeeld met familie, partner, vrienden en collega’s.
  • Omdat je je omgeving niet teleur wilt stellen, ben je minder snel geneigd crimineel gedrag te vertonen.
  • Mensen die minder bindingen hebben vertonen (gemiddeld) vaker crimineel gedrag.

Alleen deze theorie gaat uit van een positief effect van de omgeving

Slide 17 - Tekstslide

Anomietheorie 
Iedereen in onze westerse samenleving wil succesvol zijn.

Als je niet op een legale manier succesvol kan worden: doelen bijstellen of crimineel worden.

Politie kiest voor dan ook voor de 'patser'aanpak.  Dure auto's/spullen in beslag nemen. 



Slide 18 - Tekstslide

Rationele keuze theorie
Dieven maken een rationele keuze of de diefstal zich loont ja of nee. Dus: de gelegenheid maakt de dief. Hoe hoog is de pakkans bijvoorbeeld?


Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Etiketteringstheorie
  • Iemand die eenmaal een misdaad heeft begaan krijgt soms het etiket crimineel opgeplakt.
  • Sommigen mensen die het etiket crimineel opgeplakt hebben gekregen door hun omgeving, gaan zich daar vervolgens ook naar gedragen > je doet wat er toch al van je verwacht wordt.

De overheid zorgt d.m.v. van Taakstraffen bij Bureau Halt dat jongeren die iets verkeerd doen snel een stafblad (en dus een etiket) krijgen. 


'Eens een dief, altijd een dief'

Slide 21 - Tekstslide

Neutraliseringstheorie
  • Volgens de neutraliseringstheorie praten criminelen hun gedrag vaak goed. 
  • Zij ontkennen dat hun gedrag crimineel is. Voorbeeld: 
  • 'Ik jat alleen bij AH, dat is een groot bedrijf'  of 'Ik sloeg hem in elkaar omdat hij raar naar mij keek'   of "Iedereen doet dat"

Slide 22 - Tekstslide

Een combinatie van theorieën 
  • Het is niet zo dat er bij een misdrijf sprake is van één oorzaak. Vaak er is sprake van een optelsom van factoren.




Slide 23 - Tekstslide

Zelfcontroletheorie
  • Zelfbeheersing = minder misdaden. 
  • Weinig discipline = vaker veroordeeld. 
  • Ook andere vormen van risicovol gedrag
  • Zelfbeheersing als onderdeel van opvoeding

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Slide 26 - Video

Slide 27 - Video


Situatie: Timo heeft geen
goede relatie met zijn ouders, daarom is hij 's avonds
veel alleen buiten en is hij
crimineel gedrag gaan vertonen.
Situatie: Timo heeft geen goede relatie met zijn ouders. Daarom is hij 's avonds veel alleen buiten en is hij crimineel gedrag gaan vertonen. 
A
Anomietheorie
B
Aangeleerd-gedragtheorie
C
Rationele-keuze-theorie
D
Bindingstheorie

Slide 28 - Quizvraag

Je hebt geen geld, maar je wil wel status. Dus jat je een Stone Island jas. Dit past het beste bij de:
A
Aangeleerd gedragstheorie
B
Bindingstheorie
C
Etikettentheorie
D
Anomietheorie

Slide 29 - Quizvraag

Johan heeft net verkering. Hij besluit om geen fietsen meer te gaan stelen omdat hij bang is dat zijn vriendin het dan zal uitmaken.
A
anomie theorie
B
Bindingstheorie
C
Etiketteringstheorie
D
Gelegenheidstheorie

Slide 30 - Quizvraag

Welke theorie?
Davey woont op een woonwagenkamp. Hij wordt regelmatig uitgescholden door kinderen uit het dorp. Davey wilde zijn best doen op school maar denkt soms dat mensen hem nooit voor vol aan zullen zien.
A
anomietheorie
B
Bindingstheorie
C
Aangeleerd-gedragstheorie
D
Etiketteringstheorie

Slide 31 - Quizvraag

Erik wordt betrapt op het stelen van een blikje Red Bull. ''Iedereen heeft dit wel eens gedaan, dus het is niet erg''.
A
Neutraliseringstheorie
B
Rationele-keuzetheorie
C
Etikettentheorie
D
Anomietheorie

Slide 32 - Quizvraag

Aangeleerd gedragtheorie
Neutraliserings-
theorie
Etikettentheorie
Anomietheorie
Rationele-keuze
theorie
Jongeren schakelen hun schuldgevoel uit als ze in een groep strafbare feiten plegen.
Het plegen van een misdrijf is een weloverwogen keuze. Er wordt afweging gemaakt van kosten en baten.
Als iemand steeds 'crimineel' genoemd wordt, kan de persoon zich hier naar gaan gedragen.
Crimineel gedrag wordt aangeleerd in contact met mensen uit je eigen omgeving
Criminaliteit is het gevolg van de botsing tussen het willen behalen, maar niet kunnen behalen van de door de samenleving gestelde doelen.

Slide 33 - Sleepvraag

Crimineel gedrag is aangeboren
Helemaal mee eens
Mee eens
Mee oneens
Helemaal mee oneens

Slide 34 - Poll

Crimineel gedrag is een keuze
Helemaal mee eens
Mee eens
Mee oneens
Helemaal mee oneens

Slide 35 - Poll

Slide 36 - Video

Slide 37 - Video

Aan de slag
Maken stencil 9.3
maken opdrachten:
4, 6, 8, 9

Slide 38 - Tekstslide

Situatie: Maaike wordt vaak uitgescholden voor asociaal. Ze vindt dat ze zich daar maar naar moet gedragen.
Bij welke theorie hoort deze situatie?
Situatie: Maaike wordt vaak uitgescholden voor asociaal. Ze vindt dat ze zich daar maar naar moet gedragen.      
Bij welke theorie hoort deze situatie?
A
Etikettentheorie
B
Bindingstheorie
C
Neutraliseringstheorie
D
Anomietheorie

Slide 39 - Quizvraag