Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord

5 min voorlezen
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

5 min voorlezen

Slide 1 - Tekstslide

Planning van vandaag

- Check blz. 206 (ZN / LW)
- Uitleg zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
- Zelfstandig werken

Slide 2 - Tekstslide

Waarom hebben we grammatica op school?

Slide 3 - Open vraag

Wat is het olw in deze zin:
Op de markt heb ik een mooi tas gekocht.
A
Op
B
de
C
heb
D
een

Slide 4 - Quizvraag

Welk woord is een blw in deze zin:
Op de markt heb ik een mooie tas gekocht.
A
de
B
markt, tas
C
ik
D
heb gekocht

Slide 5 - Quizvraag

Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord

Lesdoel: Je leert te herkennen of een werkwoord een zelfstandig werkwoord is of een hulpwerkwoord.

Slide 6 - Tekstslide

Zelfstandig werkwoord
afkorting = zww

Als je de werkwoorden uit de zin haalt, dan is dit het belangrijkste werkwoord. Vaak staat deze achterin in de zin.

Voorbeeld: Zij hebben fietsen gestolen.

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het zww in de volgende zin:
Marcus zwom naar de kant.
A
Marcus
B
zwom
C
naar
D
kant

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het zww in de volgende zin:
Kiki ging varen op zee.
A
ging
B
varen
C
op
D
zee

Slide 9 - Quizvraag

Hulpwerkwoord
Afkorting = hww

Vrij simpel: heb je het zww gevonden? De andere werkwoorden in de zin zijn de hulpwerkwoorden!

Let op: bij zinnen met meer werkwoorden is de persoonsvorm een hww.

Slide 10 - Tekstslide

Wat zijn de hww in de volgende zin:
Hij heeft mij met de troep laten zitten
A
heeft, troep
B
heeft, laten
C
laten, zitten
D
heeft, zitten

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het hww in de volgende zin:
Anna is niet erg geduldig geweest
A
is
B
niet
C
geduldig
D
geweest

Slide 12 - Quizvraag

Aan de slag

Huiswerk:
Cursus 5 grammatica
§6 zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
Opdracht 2, 3 en 6
(Blz. 214, 215)

Slide 13 - Tekstslide