T4 Hoofdpunten + leesopdracht

• Nederlands
• Secundair onderwijs

T4 Hoofdpunten

Woordenschatstrategieën

Moet je alle woorden meteen begrijpen om de tekst te begrijpen? Leg uit.

Woordenschatstrategieën

= verschillende manieren om een betekenis van een woord te achterhalen

1. context
2. taalverwantschap
3. woorddelen
4. vraag een vriend
5. woordenboek of zoekmachine

1. context

Voorbeeld: socioloog

“Sophie Wooward is een sociologe: voor haar job onderzoekt ze onze samenleving en alles wat daar mee te maken heeft.”

“Sophie Wooward is een sociologe: voor haar job onderzoekt ze onze samenleving en alles wat daar mee te maken heeft.”
<<socioloog>>

2. taalverwantschap

Herken je een ander Nederlands woord of een andere taal?

Voorbeeld: amoureuze

<<amoureuze>>

3. woorddelen

Kan je het woord opdelen? In samenstellingen, afleidingen of woorden die een voorvoegsel hebben.

Voorbeeld: anti-transpirant

<<anti-transpirant>>

4. vraag een vriend

Met een betekenisoverleg voorkom je misverstanden!

Let op: connotatie, cultuur, ...

gieren voorbeeld in oefening hierboven

<<obees>>

5. woordenboek / zoekmachine

Let op: vorm 

werkwoord / zelfstandig naamwoord / bijvoeglijk naamwoord

Voorbeeld: bal in het woordenboek

gieren voorbeeld in oefening hierboven

<<bal>>

Woordenschatstrategieën

= verschillende manieren om een betekenis van een woord te achterhalen

1. context
2. taalverwantschap
3. woorddelen
4. vraag een vriend
5. woordenboek of zoekmachine

oefening 5

Lees de zinnen. 

a) Welke strategie gebruik je?

b) Wat is de betekenis van het woord?

p. 265

<<imaginair>>

<<obsessief>>

<<regieassistenten>>

<<oncomfortabel>>

<<microplastics>>

<<expansie>>

oefening 1, 2, 3, 4, 6

Verbetersleutel: Smartschool

taalbeschouwing

p. 268-269

oefening 1

Plaats het juiste leesteken achter de zin.

p. 268

De kat is bang van de dierenarts

1. mededelende zin
2. vragende zin
3. bevelende zin
4. uitroepende zin

Hoe zou jij dit probleem oplossen

1. mededelende zin
2. vragende zin
3. bevelende zin
4. uitroepende zin

Wat een spannend verhaal

1. mededelende zin
2. vragende zin
3. bevelende zin
4. uitroepende zin

Ga zitten

1. mededelende zin
2. vragende zin
3. bevelende zin
4. uitroepende zin

Wie is er ingeschreven voor de infosessie

1. mededelende zin
2. vragende zin
3. bevelende zin
4. uitroepende zin

Wees stil

1. mededelende zin
2. vragende zin
3. bevelende zin
4. uitroepende zin

Er is geen evenement gepland deze week

1. mededelende zin
2. vragende zin
3. ontkennende zin
4. uitroepende zin

Er wordt hevig onweer voorspeld voor vanavond

1. mededelende zin
2. vragende zin
3. bevelende zin
4. uitroepende zin

Welke vaccins krijgen kinderen op de leeftijd van acht weken

1. mededelende zin
2. vragende zin
3. bevelende zin
4. uitroepende zin

oefening 3, 4, 5, 6, 7

Verbetersleutel: Smartschool

toets

woordenschat (Quizlet)

woordenschatstrategie

soorten zinnen

Leesopdracht

werkboek p. 273 - 277

Je gaat aan de slag met een artikel uit het Vlaamse tijdschrift Knack.

Wat weet je over dat tijdschrift?

Vul aan met informatie die je online vindt over het tijdschrift. Baseer je op minstens twee verschillende bronnen.

Schets een beeld van de ideale lezer van het tijdschrift. Wees zo specifiek mogelijk. Bespreek geslacht, mogelijk beroep, leeftijd, rijk/arm, interesses …

Scan de tekst op p. 276-277: neem de tekst algemeen door, zonder alle details te lezen.

Wat is de hoofdgedachte van de tekst?

Modelantwoord 2a

Het tijdschriftartikel vertelt over een onderzoek dat recent is uitgevoerd waarin bewezen wordt dat je tijdens je slaap kunt ‘studeren’ en zo beter informatie in je

geheugen kunt opslaan.

Bespreek met je buur

Formuleer twee elementen die volgens jouw verwachtingen in de tekst uitgebreid besproken zullen worden. 

p. 274 - oef. 3 en 4ab

Vul het communicatieschema voor de tekst aan.

Verbindt de tijdschriftenartikels.

Tot welke categorie behoort het artikel?

p. 275 - oef. 5

 Lees de tekst individueel. Duid ondertussen moeilijke woordenschat in de tekst aan.

a Overloop per 2 de woordenschat en kies samen minstens vijf woorden.

b Maak een woordenschatlijst waarin je de woorden uitlegt. Werk met synoniemen, definities, ...

moeilijke woorden

p. 275 - oef. 6

Maak een schema waarin je alle hoofdpunten van de tekst opneemt.

a Beslis samen welk soort schema jullie willen opstellen: mind map, T-schema, lineair schema …

b Maak een goed onderscheid tussen hoofdinformatie en details.