H1 Herhaling

H1 Inkomen en welvaart


§ 1.1 Wat heb je te besteden?
§ 1.2 Niet ieder inkomen is hetzelfde.
§ 1.3 Wil je welvaart of welzijn?
§ 1.4 Help, de prijzen stijgen!
Herhaling
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H1 Inkomen en welvaart


§ 1.1 Wat heb je te besteden?
§ 1.2 Niet ieder inkomen is hetzelfde.
§ 1.3 Wil je welvaart of welzijn?
§ 1.4 Help, de prijzen stijgen!
Herhaling

Slide 1 - Tekstslide

H1 Inkomen en welvaart

1 Rekenen
2 Begrippen
3 Quiz-vragen
(4 Extra opgaven)
Herhaling

Slide 2 - Tekstslide

Maken: rekenopgaven 4, 8 en 18
(blz. 32)

Slide 3 - Tekstslide

Opgave 4 + 8 (blz. 32)
4 a  
      


Slide 4 - Tekstslide

Opgave 4 + 8 (blz. 32)
4 a  € 32,25 ÷ € 215 × 100% = 15,0%
    b  


Slide 5 - Tekstslide

Opgave 4 + 8 (blz. 32)
4 a  € 32,25 ÷ € 215 × 100% = 15,0%
    b  € 186,15 ÷ € 2.190 × 100% = 8,5%

8 a  


Slide 6 - Tekstslide

Opgave 4 + 8 (blz. 32)
4 a  € 32,25 ÷ € 215 × 100% = 15,0%
    b  € 186,15 ÷ € 2.190 × 100% = 8,5%

8 a  184 – 160 = 24
    b  


Slide 7 - Tekstslide

Opgave 4 + 8 (blz. 32)
4 a  € 32,25 ÷ € 215 × 100% = 15,0%
    b  € 186,15 ÷ € 2.190 × 100% = 8,5%

8 a  184 – 160 = 24
    b  24 ÷ 160 × 100% = 15,0%


Slide 8 - Tekstslide

Opgave 18 (blz. 32)
a  (nieuw – oud) ÷ oud × 100% =
     


Slide 9 - Tekstslide

Opgave 18 (blz. 32)
a  (nieuw – oud) ÷ oud × 100% =
     (€ 8,36 – € 8) ÷ € 8 × 100% = 4,5%

 

Slide 10 - Tekstslide

Opgave 18 (blz. 32)
a  (nieuw – oud) ÷ oud × 100% =
     (€ 8,36 – € 8) ÷ € 8 × 100% = 4,5% --> nominale loonstijging

 reële loonstijging = nominale loonstijging – inflatie
                                                                                4,5%   –   4,5%  = 0%


Slide 11 - Tekstslide

Er zijn 3 inkomensvormen:
Inkomen uit arbeid
Bijv.  loon/salaris, 
vakantiegeld, loon in natura, winst van ondernemer
Inkomen uit bezit
Bijv. rente, huur
Inkomen uit overdrachten
Bijv. uitkering, zakgeld, kleedgeld, kinderbijslag

Slide 12 - Tekstslide

Maatschappelijke kosten
= alle nadelige gevolgen die de samenleving ondervindt van het gedrag van personen of bedrijven. Denk aan:
  • goedkope producten kleding dankzij kinderarbeid;
  • milieuvervuiling;
  • goedkope kip dankzij plofkippen;
  • vliegreizen die zorgen voor CO2-uitstoot.
Door duurzaam te consumeren / te produceren wordt rekening gehouden met andere mensen en het milieu.
MVO
Maatschappelijk 
Verantwoord 
Ondernemen

Slide 13 - Tekstslide

Modaal inkomen = ong. € 44.000 bruto per jaar.


Gemiddeld inkomen = ong. € 50.000 bruto per jaar.


Minimumloon = ong. € 26.000 bruto per jaar.


inkomen dat het MEEST voorkomt
sociaal minimum
wat je volgens de overheid minstens nodig hebt om van te kunnen leven (70% van het minimumloon)

Slide 14 - Tekstslide

9%
1
 Hoeveel % van het totale inkomen wordt verdiend door de armste 30%?
 Hoeveel % van het totale inkomen wordt verdiend door de rijkste 30%?
100% - 40% = 60%
2

Slide 15 - Tekstslide

Prijsveranderingen berekenen
                                                                 nieuw - oud
   Stijging of daling in procenten = ------------------ x 100% 
                                                                       oud
                                   nieuw getal
   Indexcijfer = -------------------------- x 100
                              getal in basisjaar
indexcijfer 
basisjaar = 100

Slide 16 - Tekstslide

berekent het cpi =
consumentenprijsindexcijfer
Indexcijfers:
* basisjaar: indexcijfer = 100
* geen %-teken erachter
* afronden op 1 decimaal

Slide 17 - Tekstslide

In formulevorm:
nominale inkomensstijging in %   (volgens CAO)
inflatie in %
------------------------------------
reële inkomensstijging in %           (koopkracht)
Collectieve Arbeidsovereenkomst

Slide 18 - Tekstslide

Loon-prijsspiraal

Slide 19 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?
Wat heb je geleerd?

Slide 20 - Tekstslide


Huur is een voorbeeld van ...
A
inkomen uit arbeid
B
inkomen uit bezit
C
inkomen uit overdrachten

Slide 21 - Quizvraag


Rente is een voorbeeld van ...
A
inkomen uit arbeid
B
inkomen uit bezit
C
inkomen uit overdrachten

Slide 22 - Quizvraag


Kinderbijslag is een voorbeeld van ...
A
inkomen uit arbeid
B
inkomen uit bezit
C
inkomen uit overdrachten

Slide 23 - Quizvraag


Welke reclamevorm zie je hiernaast?
A
Commerciële reclame
B
Ideële reclame

Slide 24 - Quizvraag

Wat is géén voorbeeld van maatschappelijke kosten?
A
Diervriendelijke productie
B
Milieuvervuiling
C
Temperatuurstijging
D
Kinderarbeid

Slide 25 - Quizvraag

Wat is koopkracht?
A
De hoeveelheid geld dat je in je bezit hebt
B
De hoeveelheid producten die je kunt kopen
C
De hoeveelheid geld dat je kunt uitgeven

Slide 26 - Quizvraag

Juist of onjuist?
Door inflatie daalt de koopkracht
van je geld.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 27 - Quizvraag

Inflatie zorgt ervoor dat je geld:
A
meer waard wordt
B
minder waard wordt

Slide 28 - Quizvraag

Het inkomen dat je in euro's verdient, noem je het ...
A
nominale inkomen
B
reële inkomen
C
modale inkomen
D
gemiddelde inkomen

Slide 29 - Quizvraag

Juist of onjuist?
Met prijscompensatie stijgen de
lonen meer dan de prijzen.
A
juist
B
Onjuist

Slide 30 - Quizvraag

Juist of onjuist?
De reële loonstijging is hetzelfde als
de stijging van de CAO-lonen.
A
juist
B
Onjuist

Slide 31 - Quizvraag

De inflatie is 0,5%.
Je nominale loon stijgt met 1,2%.
Hoeveel % verandert je koopkracht?
A
0,5%
B
1,2%
C
1,7%
D
0,7%

Slide 32 - Quizvraag

De inflatie is 6%.
Je nominale loon stijgt met 4%. Met hoeveel % verandert je reële inkomen?
A
-2%
B
0%
C
2%
D
10%

Slide 33 - Quizvraag

Aan het werk
Maken: 
* Samenvatting (blz. 26 of online)
* Herhalingsopdrachten (blz. 28)
* Plusopdrachten (blz. 30)
* Rekenen (blz. 32 of online)

Slide 34 - Tekstslide