Hoofdstuk 4 .6 Maandag 9 december

Hoofdstuk 4 Inkomen
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 4 Inkomen

Slide 1 - Tekstslide

Lesopening
Toets Hoofdstuk 4 maandag 16 december

Lesdoelen voor vandaag, volgende begrippen kunnen uitleggen/toepassen:
- Nominaal inkomen
- Reëel inkomen
- Prijscompensatie
- Koopkracht

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik
- Koopkracht

- Inflatie en rente

Slide 3 - Tekstslide

Nakijken opdracht 12 blz.141
  • A.  € 7.920: € 44.000 x 100% = 18%

  • B. € 7.920,- : € 52.000 x 100% = 15,2 %

  • C. Makkelijker om schuld af te betalen, want rente en schuld gaan niet omhoog maar inkomen wel.

Slide 4 - Tekstslide

Hoofdstuk 4
Paragraaf 6 Reëel en nominaal inkomen


Slide 5 - Tekstslide

Nominaal inkomen
Nominaal inkomen
Het inkomen dat je feitelijk in euro's verdient, is een nominaal inkomen. (Dus gewoon je salaris/loon)

Als je nominale inkomen met 5% stijgt
en er is 3% inflatie, dan ga je er in
koopkracht 2% op vooruit. 

Slide 6 - Tekstslide

Reëel inkomen
Reëel inkomen (koopkracht van je inkomen)
Als je rekening houdt met de gevolgen van inflatie voor je inkomen, spreek je van een reëel inkomen.

Formule: nominale inkomensverandering (%)-inflatie (%)= reëel inkomensverandering.

Jip en Janneke taal: je loon wijzigt - de prijsstijging/daling= je koopkracht verandering

Slide 7 - Tekstslide

Prijscompensatie
Als je nominale inkomen met 5% stijgt en er is 6% inflatie, dan ga je er in koopkracht 1% op achteruit.

Vakbonden willen dan 1% prijscompensatie (bijvoorbeeld loonsverhoging van 1%).

prijscompensatie is dat de stijging van de nominale lonen tenminste gelijk is aan de inflatie

Slide 8 - Tekstslide

koopkrachtverschillen
  • Koopkracht ontwikkeling per bevolkingsgroep is verschillend. Dit komt door verandering van inkomens.
  
  •   Afhankelijk van sterkte stijging/ daling uitkeringen ten opzichte van lonen.
    Gezinnen met schoolgaande kinderen (gedurende de schoolcarrière       
     worden kinderen duurder, dus minder koopkracht over)
    Gezinnen met kinderen heel jong of juist al uit huis hebben meer 
    koopkracht

Slide 9 - Tekstslide

Samen opdracht 8 en 9 blz. 144
  • A. 1e kwartaal jaar 3
  • B. 4e kwartaal jaar 5
  • C. 3e kwartaal jaar 4
  • D. Geen --> De inflatie is hoger dan de stijging van de lonen. de koopkracht gaat dan achteruit. 

Slide 10 - Tekstslide

Samen opdracht 9 blz. 144
  • A. € 1.400:100 * 2 =  28,-
  • € 1.400 + € 28,- = € 1.428,-

  • B. € 1.400:100 * 5 = € 70,-
  • € 1.400 + € 70,- = € 1.470,-

  • C. Ja want de loonstijging in % is hoger dan de inflatie 

Slide 11 - Tekstslide

Maken 
opgaven 6 t/m 14 bladzijde 144/145
Klaar? Vergeet niet na te kijken en ga aan de slag met de rekentrainers!!
Zelf aan de slag

Slide 12 - Tekstslide

Evaluatie en huiswerk
  • Hoe ging het? 
  • Opmerkingen?
  • Vragen?

HUISWERK: wat niet af is! 

Slide 13 - Tekstslide