Molecuulbouw

• Scheikunde
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3

Een molecuul is:

1. Niet ontleedbaar
2. Het kleinste deeltje dat bestaat.
3. Opgebouw uit moleculen
4. Opgebouwd uit moleculen.

Uit hoeveel soorten moleculen bestaat een mengsel

1. Een soort molecuul
2. Twee of meer soorten moleculen
3. Drie of meer soorten moleculen

Wat is een vaste stof

1. een stof waarbij de moleculen niet bewegen
2. een stof waarbij de moleculen trillen
3. een stof waarbij de moleculen door elkaar bewegen
4. een stof waarbij de moleculen door de ruimte bewegen

In een vloeistof hebben de moleculen:

1. geen vaste plek
2. elk hun eigen plek
3. door cohesie een eigen plek
4. het gezellig en nooit dorst

Een ontleedbare stof:

1. Bestaat uit meerdere soorten moleculen
2. Bestaat uit meerdere soorten atomen
3. Kun je scheiden
4. Bestaat uit 1 soort atomen

Welke deeltjes bewegen bij elektrische stroom?

1. Elektronen
2. Cellen
3. Moleculen
4. Atomen

Wat gebeurt er met moleculen als je ze gaat verwarmen?

1. Ze gaan sneller bewegen
2. Ze gaan langzamer bewegen
3. Ze gaan stil staan
4. Ze blijven even snel bewegen

Wat gebeurt er als we een molecuul in tweeen splitsen

1. Ik krijg twee moleculen van de zelfde stof
2. Dat kan helemaal niet
3. Er ontstaat een nieuwe stof

Waar vind je de elektronen en waar zijn ze, bij een atoom gelijk aan?

1. Rond de kern, gelijk aan de neutronen
2. In de kern, gelijk aan de neutronen
3. Rond de kern, gelijk aan de protonen
4. In de kern, gelijk aan de protonen

Waar vind je de protonen en hoeveel zijn er?

1. Rond de kern, gelijk aan de massa
2. In de kern, gelijk aan de massa
3. Rond de kern, gelijk aan atoomnummer
4. In de kern, gelijk aan atoomnummer

Hoe heten de elementen in groep 18 van het periodiek systeem?

1. edelgassen
2. edelmetalen
3. halogenen
4. alkalimetalen

Hoeveel elektronen heeft Ni2+?

1. 21
2. 28
3. 26
4. 59

Wat zit er in de kern?

1. Protonen
2. Neutronen
3. Elektronen en Protonen
4. Neutronen en Protonen

Een deeltje heeft 3 protonen, 3 neutronen en 2 elektronen. Wat is de naam van dit deeltje?

1. lithiumatoom
2. heliumatoom
3. heliumion
4. lithiumion

Geef de naam van P2O3

1. fosfordioxide
2. difosforpentaoxide
3. fosfordioxidetri
4. difosfortrioxide

Een metaal geleidt stroom in de:

1. vaste fase
2. vloeibare fase
3. vaste en vloeibare fase
4. geen enkele fase

Een zout geleidt stroom in de:

1. vaste fase
2. vloeibare fase
3. vaste en vloeibare fase
4. geen enkele fase

Een moleculaire stof geleidt stroom in de:

1. vaste fase
2. vloeibare fase
3. vaste en vloeibare fase
4. geen enkele fase

Een voorbeeld van een polair molecuul is een:

1. koolstofdioxide
2. methaan
3. water
4. ethaan

Een binding is apolair als het verschil in elektronegativiteit

1. gelijk is aan 0
2. kleiner is dan 0.4
3. groter is dan 0.4 en kleiner dan 1.7
4. groter is dan 1.7

Elektronegativiteit van een atoom kun je op zoeken in:

1. het periodiek systeem
2. binas tabel 67
3. dat kun je niet opzoeken, dat moet je uitrekenen
4. binas tabel 40a

van gram naar mol moet je:

1. delen door de molecuulmassa
2. vermenigvuldigen met de dichtheid
3. vermenigvuldigen met de molecuulmassa
4. delen door de dichtheid

De molecuulmassa van Ca(OH)2 is (afgerond):

1. 114
2. 58
3. 54
4. 74