In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.
Onderdelen in deze les
Kernbegrippen BFA1
Slide 1 - Tekstslide
Inhoud
Eerst over een balans en de begrippen
daarna de financiele feiten
Slide 2 - Tekstslide
Lesdoelen:
Je kunt een balans lezen
Je kunt een balans maken
Je kunt de veranderingen in een balans verwerken
Slide 3 - Tekstslide
Wat denk je als je dit ziet?
Slide 4 - Woordweb
Slide 5 - Video
Balans
Creditkant (vermogen):
EIGEN VERMOGEN
SCHULDEN
Debetkant: BEZITTINGEN
BEIDE KANTEN MOETEN IN EVENWICHT STAAN
Slide 6 - Tekstslide
Balans
wat doe ik met mijn geld?
Slide 7 - Tekstslide
Balans
waar haal ik mijn geld vandaan?
Hiervoor zijn 2 mogelijkheden:
je eigen spaargeld
EIGEN VERMOGEN
geld van iemand anders
VREEMD VERMOGEN
Slide 8 - Tekstslide
Een balans is een overzicht van
A
bezit, schuld en vreemd vermogen.
B
bezit, winst en vreemd vermogen.
C
bezit, schuld en eigen vermogen.
D
bezit, winst en eigen vermogen.
Slide 9 - Quizvraag
Hoe wordt de linkerkant van de balans genoemd.
A
creditzijde
B
debetzijde
Slide 10 - Quizvraag
Is de balans een momentopname?
A
juist
B
onjuist
Slide 11 - Quizvraag
Aan de rechterkant van de balans staan de ...
A
Schulden
B
Bezittingen
Slide 12 - Quizvraag
Een balans is..
A
Een overzicht van de geplande inkomsten en uitgaven van een bedrijf.
B
Een overzicht van de gerealiseerde inkomsten en uitgaven van een bedrijf.
C
een overzicht van de bezittingen en schulden van een bedrijf op een bepaald moment.
Slide 13 - Quizvraag
6. Een voorbeeld van inventaris is:
A
Bedrijfsauto
B
Bedrijfspand
C
Geld
D
De kassa die je in de winkel gebruikt
Slide 14 - Quizvraag
Is inventaris een bezit of schuld?
A
Bezit
B
Schuld
Slide 15 - Quizvraag
Wat is een inventaris?
A
Alle bezittingen van je bedrijf
B
Dat is iemand die je boekhouding
C
Daar moet je naartoe als je een huis koopt
D
Dat is je geld op je rekening
Slide 16 - Quizvraag
Wat is het eigen vermogen
A
Geld dat een ondernemer zelf in het bedrijf stopt
B
Geld dat een ondernemer leent
C
Inkomen
D
Een hypotheek
Slide 17 - Quizvraag
Het eigen vermogen staat
A
aan de debetzijde
van de balans
B
op de winst - verlies rekening
C
bij vlottende activa
D
aan de creditzijde van de balans
Slide 18 - Quizvraag
Hoe hoger het eigen vermogen hoe gezonder het bedrijf is...?
A
waar
B
niet waar
Slide 19 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen vlottende activa en vaste activa?
A
Vlottende activa staan langer dan 1 jaar op de balans
B
Vaste activa staan langer dan 1 jaar op de balans
C
Vlottende activa zijn alleen de voorraad goederen
D
Vaste Activa willen we gaan verkopen
Slide 20 - Quizvraag
Geleend geld valt onder eigen vermogen...?
A
waar
B
niet waar
Slide 21 - Quizvraag
Vaste activa
A
gaan langer dan 1 jaar mee
B
gaan korter dan 1 jaar mee
C
staan aan de debetzijde van de balans
D
staan aan de creditzijde van de balans
Slide 22 - Quizvraag
Inventaris
A
vaste activa
B
vlottende activa
C
liquide middelen
Slide 23 - Quizvraag
Wat zijn vaste activa?
A
Bezittingen die korter dan één jaar meegaan, bijv. voorraden en debiteuren
B
Schulden die korter dan één jaar meegaan, bijv. voorraden en debiteuren
C
Schulden die langer dan één jaar meegaan, bijv. een bedrijfspand en inventaris
D
Bezittingen die langer dan één jaar meegaan, bijv. een bedrijfspand en inventaris
Slide 24 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van vaste activa?
A
Debiteuren
B
Kas
C
Inventaris
D
Bank
Slide 25 - Quizvraag
Einde van de les.
Slide 26 - Tekstslide
Financiële feiten en boekingsdocumenten
Slide 27 - Tekstslide
Vorige les
Herhaling vorige les
Wat weten we nog van de vorige les?
Slide 28 - Tekstslide
Balans
Slide 29 - Woordweb
Deze les: Financiële feiten
financiële feiten leiden tot veranderingen
op de balansenop de winst- en verliesrekening.
Deze veranderingen worden ookwel
mutaties of transacties genoemd.
Kijk zometeen naar het volgde filmpje
Slide 30 - Tekstslide
Leerdoelen:
Je kunt financiële feiten verwerken in een balans.
Je kunt financiële feiten verwerken op de winst- en verliesrekening
Je kunt uitleggen wanneer een verandering ook invloed heeft op de winst- en verliesrekening
Je kunt uitleggen welk invloed opbrengsten en kosten op het eigen vermogen heeft
Slide 31 - Tekstslide
Lesdoelen:
Je kunt bij elk financiële feit uitleggen welke posten op een balans veranderen.
Aangeven welke post(en) meer of minder worden met welk bedrag?
Wat als verandering van bezit niet gelijk is aan verandering van schuld?
Is het een winst of verlies. Welke balanspost verandert dan?
Eigen vermogen
Slide 32 - Tekstslide
Uitleg
Financiële feiten leiden tot veranderingen op de balans en op de winst- en verliesrekening.
Mutaties / veranderingen op de balans. Let op: bij iedere verandering blijft de balans in balans > dus debet en credit hetzelfde totaal!
Wanneer ook verandering op de winst- en verliesrekening?
Door opbrengsten / kosten is het eigen vermogen veranderd
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Tekstslide
Balans
Passiva kant (vermogen):
EIGEN VERMOGEN
SCHULDEN
Activa kant:
BEZITTINGEN
Debet
Credit
Slide 35 - Tekstslide
3 Stappen bij elke mutatie:
Welke rekeningen (posten) veranderen?
Wordt het meer of minder?
Voor welk bedrag?
Als het meer wordt ----> blijft het post aan dezelfde kant
Als het minder wordt --> gaat het naar de andere kant
Eigen vermogen:
Kosten (-)
Opbrengsten (omzet) (+)
Prive (- of +)
Slide 36 - Tekstslide
Slide 37 - Video
Slide 38 - Video
Slide 39 - Video
Slide 40 - Video
Slide 41 - Video
Winst-en-verliesrekening
2 soorten financiële feiten:
Sommige financiële feiten hebben wél invloed op het EV
zoals winst, verlies, kosten (privé opnames, privé stortingen
Sommige financiële feiten hebben géén invloed op het EV
zoals kopen van bezittingen, lening afsluiten, lening aflossen
Slide 42 - Tekstslide
Mutaties op de winst-en-verliesrekening
een + of - teken gebruik je niet bij winst-en-verliesrekening
uit de omschrijving moet duidelijk blijken van wat voor kosten/ opbrengsten sprake is
Debet en credit hoeven op een mutatiebalans w-e-v niet in balans te zijn. Het verschil is de toe- of afname van het eigen vermogen als gevolg van het financiële feit