Frans b1 Week van 6-2 Bezittelijk voornaamwoord

We beginnen met herhalen van het bezittelijk voornaamwoord.

Vervolgens kan je nog leren.
Om 09:10 zetten we de klas in toetsopstelling.

Om precies 09:20 beginnen we met de toets.
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolVoortgezet speciaal onderwijsmavoLeerroute MLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

We beginnen met herhalen van het bezittelijk voornaamwoord.

Vervolgens kan je nog leren.
Om 09:10 zetten we de klas in toetsopstelling.

Om precies 09:20 beginnen we met de toets.

Slide 1 - Tekstslide

- Aan het eind van de les heb ik het bezittelijk voornaamwoord geleerd in het Frans.

Wat is een bezittelijk voornaamwoord?
A
ik, jij, hij, zij, etc.
B
in, op, achter, voor, etc.
C
mijn, jouw, haar, zijn, etc.
D
een zelfstandig naamwoord

Slide 2 - Quizvraag

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord uit de 4 opties.

_________ (mijn) frère
A
mon
B
ma
C
son
D
sa

Slide 3 - Quizvraag

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (hun) oncles (mannelijk meervoud)
A
leur
B
leurs

Slide 4 - Quizvraag

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (jouw) mère
A
ton
B
ta
C
son
D
sa

Slide 5 - Quizvraag

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord uit de 4 opties.

_________ (mijn) tante
A
ma
B
ta
C
mon
D
son

Slide 6 - Quizvraag

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (jouw) oncle
A
ton
B
tes
C
son
D
ses

Slide 7 - Quizvraag

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (haar) oncle
A
sa
B
tes
C
son
D
ses

Slide 8 - Quizvraag

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord uit de 4 opties.

_________ (zijn) soeur
A
sa
B
ton
C
son
D
ta

Slide 9 - Quizvraag

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (onze) mère
A
nos
B
notre
C
votre
D
vos

Slide 10 - Quizvraag

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (hun) oncles
A
leur
B
leurs

Slide 11 - Quizvraag

Welke bezittelijke voornaamwoorden heb je voor mijn:

A
ton, ta ,tes
B
mon, ma, mes
C
ton, mon, tes
D
mon, ton, mes

Slide 12 - Quizvraag

Wat zijn de goede vertalingen van het bezittelijk voornaamwoord 'jouw'?
A
mon/ma/mes
B
ton/ta/tes
C
son/sa/ses

Slide 13 - Quizvraag

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (haar) père
A
sa
B
ta
C
son
D
ton

Slide 14 - Quizvraag

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord uit de 3 opties.

_________ (mijn) tante (vrouwelijk enkelvoud)
A
ma
B
ta
C
mon
D
son

Slide 15 - Quizvraag

Vertaal en kies het goede bezittelijk voornaamwoord uit de 4 opties.

Dans (hun) classe il ya 20 élèves
A
leurs
B
leur
C
ma
D
sa

Slide 16 - Quizvraag

Vertaal en kies het goede bezittelijk voornaamwoord uit de 4 opties.

(mijn) agenda
A
mes
B
ton
C
mon
D
ma

Slide 17 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in van het bezittelijk voornaamwoord.
Marc est au collège avec ... copains.
A
son
B
sa
C
ses

Slide 18 - Quizvraag

Bezittelijk voornaamwoord:
mijn vriendin=
A
ma amie
B
mon amie

Slide 19 - Quizvraag

Kies de juiste bezittelijke voornaamwoorden
in de zinnen:
C’ est (mijn) livre.
Voilà (jouw) trousse !
A
mon / ta
B
ma / ton
C
mon / ma
D
ton / ta

Slide 20 - Quizvraag

Kies de juiste bezittelijke voornaamwoorden
in de zinnen:
Pierre prend (zijn) photo (v).
J’habite dans (mijn) maison (v).
A
son / mon
B
son / ma
C
sa / mon
D
sa / ma

Slide 21 - Quizvraag

Het bezittelijk voornaamwoord

Slide 22 - Tekstslide

Wat zijn de drie bezittelijk voornaamwoorden voor:
mijn?

Slide 23 - Woordweb

This week


mon= mannelijk enkelvoud
ma= vrouwelijk enkelvoud.
mes=meervoud




Slide 24 - Tekstslide

Wat zijn de drie bezittelijk voornaamwoorden voor:
jouw?

Slide 25 - Woordweb

This week

ton
ta
tes




Slide 26 - Tekstslide

Wat zijn de drie bezittelijk voornaamwoorden voor:
haar/zijn

Slide 27 - Woordweb

This week


son
sa 
ses




Slide 28 - Tekstslide

Wat zijn de twee bezittelijk voornaamwoorden voor:
ons/onze

Slide 29 - Woordweb

This week

notre
nos




Slide 30 - Tekstslide

Wat zijn de twee bezittelijk voornaamwoorden voor:
jullie/uw?

Slide 31 - Woordweb

This week

votre

vos




Slide 32 - Tekstslide

Wat zijn de twee bezittelijk voornaamwoorden voor:
hun?

Slide 33 - Woordweb

ik
jij
hij (een mannelijke persoon)
zij (eén vrouwelijke persoon)
Wij
U/Jullie 
Zij (meer personen)
Zij (meer vrouwelijke personen)
De persoonlijke voornaamwoorden:
Weten jullie die nog?
je j'
tu
Il
Elle
Nous 
Vous
Ils 
Elles

Slide 34 - Tekstslide