2ha Grammatica Woordsoorten - H4

  • Neem plaats volgens de (nieuwe) plattegrond.
  • Pak alvast je boek, schrift, studiewijzer.
Grammatica woordsoorten
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

  • Neem plaats volgens de (nieuwe) plattegrond.
  • Pak alvast je boek, schrift, studiewijzer.
Grammatica woordsoorten

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je hebt je huiswerk van H3 nagekeken en hebt een beeld van jouw kennis over dit onderdeel.
  • Je kunt bepaalde en onbepaalde rangtelwoorden herkennen.
  • Je weet het verschil tussen een hoofd- en een rangtelwoord.

Slide 2 - Tekstslide

De studiewijzer
Wanneer
Wat
Waar
Doelen
Donderdag
16 mrt
Grammatica 
woordsoorten H4
Opdracht 1 t/m 4 of poster/presentatie maken
blz. 126-127
Je kunt bepaalde en onbepaalde telwoorden herkennen.
Je weet het verschil tussen hoofd- en rangtelwoorden.

Slide 3 - Tekstslide

Terugblik hoofdstuk 2+3
Zelfstandig werkwoord: geeft een handeling of actie aan en heeft een eigen betekenis. Het is het belangrijkste (hoofd)werkwoord in een zin -> fietsen, rennen, betalen.
Koppelwerkwoord: koppelt een eigenschap aan het onderwerp -> zijn, worden, blijken, blijven, lijken, schijnen, heten, voorkomen. 
Zelfstandig werkwoord 
Koppelwerkwoord
Hoort altijd bij een werkwoordelijk gezegde (het onderwerp doet iets).
Is onderdeel van een naamwoordelijk gezegde (het ow is of wordt iets).
Ik loop altijd naar school.
Hij betaalt nooit met zijn pinpas.
Hij is naar zijn werk gefietst.
Zij is jarenlang [kapper] geweest.
Hij blijkt [een groot fan van Harry Potter].

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Grammatica
Woordsoorten H3

blz. 126-127
  • Opdracht 1 t/m 4

Vul ook je studiewijzer aan met aantekeningen en onderdelen die je nog moeilijk vindt.
Nakijken
timer
5:00
* Over vijf minuten beginnen we aan hoofdstuk 4.

Slide 6 - Tekstslide

Wanneer is de vrouw met
de rode blouse aan de beurt?
A
als eerste
B
als tweede
C
als derde
D
als vierde

Slide 7 - Quizvraag

Wanneer is de vrouw met de tas
en de jas in haar handen aan de beurt?
A
als eerste
B
als tweede
C
als zesde
D
als laatste

Slide 8 - Quizvraag



blz. 126-127
Grammatica woordsoorten H4
Telwoorden

Slide 9 - Tekstslide

zijn woorden die een hoeveelheid of een volgorde aangeven. Er zijn twee soorten telwoorden. 

Hoofdtelwoorden
Geven een hoeveelheid aan: twee, weinig, dertien, zevenenveertig.

Rangtelwoorden
Geven een volgorde (plaats in een rij aan): eerste, laatste
Telwoorden (telw)

Slide 10 - Tekstslide

Bepaalde telwoord
 Een bepaald telwoord geeft een precies aantal of een precieze plaats in een rij aan. Je weet dus precies om hoe veel het gaat. 

Onbepaald telwoord
Een onbepaald telwoord geeft een onduidelijk aantal of een onduidelijke plaats in een rij aan. 
Bepaal of onbepaald?

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Ik heb vier pakken melk gekocht.

vier.


A
Hoofdtelwoord (geeft een hoeveelheid aan)
B
Rangtelwoord (geeft een volgorde aan)

Slide 14 - Quizvraag

Mijn broer kwam als vijfde over de finish.
A
Hoofdtelwoord (geeft een hoeveelheid aan)
B
Rangtelwoord (geeft een volgorde aan)

Slide 15 - Quizvraag

Mijn buurman drinkt veel bier.
Welk soort telwoord?
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
bepaald 
hoofdtelwoord
onbepaald 
hoofdtelwoord
bepaald 
rangtelwoord
onbepaald 
rangtelwoord

Slide 16 - Sleepvraag

Klaas heeft eenendertig voetbalshirts.
Welk soort telwoord?
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
bepaald 
hoofdtelwoord
onbepaald 
hoofdtelwoord
bepaald 
rangtelwoord
onbepaald 
rangtelwoord

Slide 17 - Sleepvraag

Slide 18 - Video

Grammatica Woordsoorten H4

  • Opdracht 1 t/m 4
  • Of maak een poster of presentatie over de verschillende soorten telwoorden. Geef hierin veel voorbeelden.

Klaar?
Nakijken. Vul daarna je studiewijzer aan met aantekeningen en onderdelen die je nog moeilijk vindt.
Huiswerk
timer
10:00

Slide 19 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je hebt je huiswerk van H3 nagekeken en hebt een beeld van jouw kennis over dit onderdeel.
  • Je kunt bepaalde en onbepaalde rangtelwoorden herkennen.
  • Je weet het verschil tussen een hoofd- en een rangtelwoord.

Slide 20 - Tekstslide

Leg in eigen woorden het verschil tussen een hoofdtelwoord en
een rangtelwoord uit. Noem ook voorbeelden

timer
2:00

Slide 21 - Open vraag

Welke hoofdstukken (onderdelen) van Grammatica woordsoorten gaan al goed?

Slide 22 - Open vraag

Welke hoofdstukken (onderdelen) van Grammatica woordsoorten vind je nog lastig?

Slide 23 - Open vraag