‘’Als christelijke mogendheid is Nederland verplicht in den Indischen Archipel de rechtspositie der inlandsche Christenen beter te regelen, aan de Christelijke zending op vaster voet steun te verleenen, en geheel het regeeringsbeleid te doordringen van het besef, dat Nederland tegen over dezer gewesten een zedelijke roeping heeft te vervullen.’’
(Bron 1: Troonrede van Koninging Wilhelma, 1901.)