Je steekt altijdje vinger op als je iets wilt zeggen.
We gaan met respect met elkaar en elkaars spullen om.
Telefoons staan op stil en zitten in je tas of broekzak.
Zorg dat je al je spullen bij je hebt: Schrift, werkboek & lesboek.
Slide 3 - Tekstslide
Lesdoelen vorige les
Je weet dat ongeveer 2/3 van Nederland onder de NAP ligt.
Je kan uitleggen hoe bij een riviermonding een delta ontstaat.
Je kan 2 redenen noemen waarom oeverwallen hoger liggen dan komgronden.
Je kan de volgende onderdelen van een rivier in Nederland aanwijzen op een dwarsdoorsnede / foto: oeverwal, komgrond, zomerdijk, winterdijk en uiterwaard.
Slide 4 - Tekstslide
Je weet dat ongeveer 2/3 van Nederland onder de NAP ligt.
NAP:
Normaal Amsterdams Peil
-- Het gemiddelde zeeniveau
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Je kan uitleggen hoe bij een riviermonding een delta ontstaat.
Slide 7 - Tekstslide
HOE ONTSTAAT EEN DELTA?
"Een delta ontstaat, omdat een rivier behalve water ook slib meeneemt. In het vlakke land vlakbij de zee neemt de stroomsnelheid af. Als de rivier langzamer gaat stromen laat hij steeds meer zand en slib achter. Soms slibt de stroomt dicht en zoekt de rivier een nieuwe weg, er ontstaat dan een nieuwe aftakking."
Slide 8 - Tekstslide
CHECK
Waar liggen zomerdijken,
winterdijken en
uiterwaarden?
Slide 9 - Tekstslide
LESDOELEN
Je kan de volgende begrippen in je eigen woorden uitleggen: polder, draineren, bemalen.
Je kan uitleggen waar de volgende onderdelen van het polderlandschap voor nodig zijn: sluis, gemaal, boezem.
Je kan uitleggen hoe je de hoogte van het grondwater kan regelen met behulp van het oppervlaktewater.
Je kan aangeven hoe en waarom een stuw wordt gebruikt.
Slide 10 - Tekstslide
"Hoog-" en "laag" Nederland
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Landschap in laag Nederland
Gebruik §7.2 in je lesboek.
Geef per nummer het juiste begrip, kies uit:
zomerdijk, winterdijk, uiterwaard, veenpolder, zeepolder, droogmakerij, boezem, gemaal en stuw.
Slide 13 - Tekstslide
zomerdijk, winterdijk, uiterwaard, veenpolder, zeepolder, droogmakerij, boezem, gemaal en stuw.
Slide 14 - Tekstslide
1. Droogmakerij - 2. Boezem - 3. Winterdijk
4. Gemaal - 5. Veenpolder - 6. Zomerdijk
Slide 15 - Tekstslide
POLDERS
Slide 16 - Tekstslide
Kwel
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
SLUIS: Bouwwerk tussen twee waterwegen met verschillend waterpeil bedoeld om water of schepen door te laten
Slide 19 - Tekstslide
STUW: Bouwwerk bedoeld om water vast te houden
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Aan de slag!
Lees H7.2: Een land van polders
Maak 1, 3, 4cde en 6 t/m 8 in je werkboek (p.173-175)