Een conclusie zou kunnen zijn dat er op drie van de vier onderzochte terreinen rond 1500 grote veranderingen plaatsvinden en dat dat gegeven de overgang naar een nieuwe periode rechtvaardigt. Echter, mensen die vinden dat politiek-bestuurlijke verhoudingen het belangrijkste zijn, zullen anders oordelen: op het gebied van staatsvorming en centralisatie is immers juist sprake van continuïteit.