Thema 4 Hfst 2 meervoud

Doel

  • Je weet wat een zelfstandig naamwoord is.
  • Je kent het verschil tussen enkelvoud en meervoud.
  • Je weet hoe je woorden in meervoud schrijft.


1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Doel

  • Je weet wat een zelfstandig naamwoord is.
  • Je kent het verschil tussen enkelvoud en meervoud.
  • Je weet hoe je woorden in meervoud schrijft.


Slide 1 - Tekstslide

Uitleg
Zelfstandig naamwoord

Slide 2 - Tekstslide

eerst een paar vragen.....
wat weet je al?

Slide 3 - Tekstslide

Wat is het meervoud van plant?
A
plants
B
plantes
C
planten
D
plantens

Slide 4 - Quizvraag

meervoud van tijd?
A
tijdens
B
tijds
C
tijds
D
tijden

Slide 5 - Quizvraag

wat is het meervoud van boek?
A
boeks
B
boeken
C
boekes
D
boekt

Slide 6 - Quizvraag

regel1:Dus: boeken, tijden, planten.....
Wat is dus de regel voor meervoud?

Slide 7 - Open vraag

de regel(1):
Meestal komt er: - en achter het woord als je meervoud maakt.
Dat is simpel!
Let wel op de spelling van lange en korte klank - woorden : boom - bomen/ roos - rozen/ bos - bossen/ golf - golven!!!

Slide 8 - Tekstslide

de tweede regel....
weer eerst een paar vragen:

Slide 9 - Tekstslide

meervoud van jongen?

Slide 10 - Open vraag

meervoud van meisje?

Slide 11 - Open vraag

meervoud van vinger?

Slide 12 - Open vraag

meervoud van vakantie?

Slide 13 - Open vraag

meervoud van tafel?

Slide 14 - Open vraag

regel 2:meervoud : meisjes/ tafels/jongens/vakanties/ vingers....dus de regel is?

Slide 15 - Open vraag

de regel (2):
Na  - je/ - el / -en / -er/ - ie
zet je een S achter het woord om meervoud te maken

Slide 16 - Tekstslide

de derde manier
weet je het nog?

Slide 17 - Tekstslide

meervoud van taxi:
A
taxies
B
taxis
C
taxien
D
taxi's

Slide 18 - Quizvraag

meervoud van oma?
A
omas
B
omie
C
omaen
D
oma's

Slide 19 - Quizvraag

meervoud van baby?
A
babies
B
baby's
C
babys
D
balen

Slide 20 - Quizvraag

Tekst
een -'s komt na woorden met aan het einde........(welke letters?)

Slide 21 - Woordweb

regel 3:een -'s komt na:
-a
-o
-u
-i
-y

Slide 22 - Tekstslide

dus eigenlijk na alle klinkers
behalve de -e
want die zit al bij regel 2....

Slide 23 - Tekstslide

meervoud op -s
meervoud op -en
meervoud op 's
lepel
kleur
tekst
bloem
beest
broer
emmer
pasje
pyama
oma
paraplu
hobby
auto
gang

Slide 24 - Sleepvraag

dus?

Slide 25 - Tekstslide

meervoud maak je 
     1) - en achter het woord
2) -s achter het woord
3) 's achter het woord

Slide 26 - Tekstslide

Opdracht
Maak opdracht 1 t/m 13 
Op blz 18 t/m 29.

Als het goed is had je alles tot opdracht 7 al af (tot blz. 24)

Klaar?
Ga verder met rekenen.

Slide 27 - Tekstslide

Evaluatie
  1. Ken je nieuwe woorden?
  2.  Heb je samengewerkt?

Slide 28 - Tekstslide