Fabrikanten investeerden ook in winstgevende projecten in de koloniën. Londen werd het financiële hart van de wereld. De eerste wereldtentoonstelling in 1851 liet zien dat Groot-Brittannië de werkplaats van de wereld was.
Na 1870 kreeg de Britse industrie te maken met groeiende concurrentie van de Verenigde Staten en Duitsland. Op zoek naar nieuwe markten breidden de Britten hun wereldrijk aan het einde van de 19e eeuw nog verder uit. Rond 1900 heerste Groot-Brittannië over een kwart van de wereldbevolking.