Toets Pathologie 2e jaars, module 9 ziekten van urinewegen en geslachtsorganen, H2 urine

Toets Pathologie 2e jaars, module 9 ziekten van urinewegen en geslachtsorganen, H2 urine
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Toets Pathologie 2e jaars, module 9 ziekten van urinewegen en geslachtsorganen, H2 urine

Slide 1 - Tekstslide

Wat doet de mictiereflex?
A
Verlagen van de urineproductie
B
Versterken van de sluitspieren
C
Vullen van de blaas
D
Leegmaken van de blaas

Slide 2 - Quizvraag

Wat is nycturie?
A
Urineverlies tijdens slaap
B
Vaker plassen overdag
C
Geen aandrang voelen
D
Nachtelijk urineren

Slide 3 - Quizvraag

Wat veroorzaakt een blaasontsteking?
A
Infectie met bacteriën
B
Te veel drinken
C
Stress en angst
D
Onvoldoende drinken

Slide 4 - Quizvraag

Welke organen verwerken afvalstoffen in het lichaam?
A
Maag en darmen
B
Lever en nieren
C
Huid en spieren
D
Hart en longen

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een oorzaak van pijnloze hematurie?
A
Leverziekte
B
Voedselkleurstof
C
Kwaadaardig gezwel
D
Infectie

Slide 6 - Quizvraag

Wat betekent 'hematurie'?
A
Verkleuring
B
Troebele urine
C
Urineverlies
D
Bloed in de urine

Slide 7 - Quizvraag

Wat veroorzaakt donkerbruine urine?
A
Blaasontsteking
B
Niersteen
C
Leverziekten
D
Voeding

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de normale kleur van urine?
A
Donkerbruin
B
Kleurloos
C
Rood
D
Lichtgeel

Slide 9 - Quizvraag

Wat wijst op ernstige nieraandoeningen?
A
Rode bloedcellen
B
Witte bloedcellen
C
Aanwezigheid van cilinders
D
Bacteriën

Slide 10 - Quizvraag

Wat wordt gebruikt voor urineonderzoek?
A
Speekseltesten
B
Haarmonsters
C
Bloedmonsters
D
Urinesticks

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een midstream-urine?
A
Urine na een nacht
B
Eerste gedeelte van de urine
C
Laatste gedeelte van de urine
D
Middelste gedeelte van de urine

Slide 12 - Quizvraag

Wat bevat ochtendurine tijdens de nacht?
A
Lage concentratie afvalstoffen
B
Meer dan vijf rode bloedcellen
C
Geen bacteriën
D
Hoge concentratie afvalstoffen

Slide 13 - Quizvraag

Wat is een oorzaak van nierinsufficiëntie?
A
Nierziekten
B
Te weinig slapen
C
Verhoogde bloeddruk
D
Te veel water drinken

Slide 14 - Quizvraag

Wat is een gevolg van oligurie?
A
Geen dorstgevoel
B
Verhoogde insulineproductie
C
Verhoogde urineproductie
D
Ureum stapelt zich op

Slide 15 - Quizvraag

Wat is een symptoom van polyurie?
A
Donkerbruine urine
B
Veel drinken
C
Minder plassen
D
Geelzucht

Slide 16 - Quizvraag

Wat betekent 'trias' in het Latijn?
A
Een groep van vijf
B
Een groep van vier
C
Een groep van twee
D
Een groep van drie

Slide 17 - Quizvraag

Wat meet je met een kwantitatieve test?
A
Hoeveelheid stoffen
B
Aanwezigheid van stoffen
C
Kleurverandering
D
pH-waarde

Slide 18 - Quizvraag

Wat kan wijzen op nieraandoeningen?
A
Rode bloedcellen
B
Bacteriën
C
Eiwitten
D
Cilinders in sediment

Slide 19 - Quizvraag

Wat wordt gebruikt voor klinisch-chemisch onderzoek?
A
Microscoop
B
Reageerbuis
C
Urinesticks
D
Centrifuge

Slide 20 - Quizvraag

Wat kan een positieve eiwittest betekenen?
A
Nierziekte
B
Hoog cholesterol
C
Suikerziekte
D
Hoge bloeddruk

Slide 21 - Quizvraag

Hoe wordt bacteriegroei in urine aangetoond?
A
Röntgenfoto
B
Urinekweek
C
Urineanalyse
D
Bloedtest

Slide 22 - Quizvraag

Wat is glucosurie?
A
Suiker in de urine
B
Eiwit in de urine
C
Aceton in de urine
D
Bloed in de urine

Slide 23 - Quizvraag

Wat kan een oorzaak zijn van groeiachterstand?
A
Te veel eiwit
B
Tekort aan oestrogenen
C
Te weinig water
D
Te veel suiker

Slide 24 - Quizvraag