Debat: Argumenten bedenken

Debat
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
FilosofieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Debat

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een argument?
Een argument is een reden waarom je iets vindt. 

Als je bijvoorbeeld zegt dat je niet naar buiten wilt dan kun je als uitleg geven: 'ik wil niet naar buiten omdat het regent' of 'het regent, daarom wil ik niet naar buiten'. 

Het argument is dan: het regent.

Slide 2 - Tekstslide

Welke signaalwoorden staan
na een argument?
A
want en omdat
B
want en daarom
C
daarom en dus
D
dus en omdat

Slide 3 - Quizvraag

signaalwoorden
De woorden 'omdat' en 'want' staan aan het begin van een argument. Voorbeeld: Ik heb meer zakgeld nodig, want kleding is duur.

De woorden 'daarom' en 'dus' komen juist na een argument. 
Voorbeeld: Mijn nichtje is nog klein, daarom begrijpt ze niet alles wat ik zeg.

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het argument in:
'Niemand leest meer boeken, dus bibliotheken zijn overbodig.'
A
niemand leest meer boeken
B
bibliotheken zijn overbodig
C
boeken lezen is niet belangrijk
D
bibliotheken worden niet bezocht

Slide 5 - Quizvraag

De stelling
  • Bij debatteren ben je voor of tegen een stelling.
  • Een stelling is een standpunt of een mening over hoe iemand vindt dat de wereld zou moeten zijn.
  • Ze eindigen vaak op een ! 

Slide 6 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van een stelling.

Slide 7 - Open vraag

Vragen die helpen bij het bedenken van argumenten:
  • Over welk probleem gaat de stelling? Is dat een erg probleem?
  • Wat zijn de voor- of nadelen?
  • Wie zijn er bij de stelling betrokken en wat voor effect heeft de stelling op die mensen?

(Stichting Nederlands Debat Instituut)

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld
De stelling is:

'Mobiele telefoons moeten op school verboden worden'

En jij bent voor de stelling.

Slide 9 - Tekstslide

1. Over welk probleem gaat de stelling? 
Is dat een erg pobleem?
 Het probleem is dat mobiele telefoons voor veel afleiding in de klas zorgen, waardoor leerlingen minder goed opletten.
Het is erg omdat de afleiding ervoor zorgt dat leerlingen de lesstof minder goed meekrijgen. Dit leidt tot lagere cijfers voor toetsen.

Een argument zou dus zijn:
Telefoons moeten op school verboden worden, want ze zorgen voor afleiding en dit leidt tot lagere cijfers.

Slide 10 - Tekstslide

2. Wat is een voordeel als er geen 
mobiele telefoons op school zijn?
Een voordeel van geen mobiele telefoons op school, is dat leerlingen niet stiekem of zonder overleg op de foto worden gezet of gefilmd kunnen worden.
Op internet worden veel fimpjes gedeeld van leerlingen die gepest worden of die per ongeluk iets doms doen. Het is voor die leerlingen heel erg dat dit ook nog eens door iedereen bekeken kan worden.

Een argument zou dus zijn: Mobiele telefoons moeten op school verboden worden, want dan kunnen leerlingen niet stiekem of zonder overleg filmpjes of foto's van elkaar maken die vervolgens online worden gezet.

Slide 11 - Tekstslide

3. Wie zijn er betrokken en wat voor een effect heeft de stelling op die mensen?
Bij deze stelling zijn de leerlingen en de leraren betrokken.
Het effect op de leerlingen is de lage cijfers (argument 1) en dat filmpjes en foto's ongevraagd gedeeld worden (argument 2). 
Het effect op de leraren is dat ze nu voor niets lesgeven omdat de leerlingen in de klas afgeleid zijn door hun mobiele telefoon.

Een argument zou dus zijn: Mobiele telefoons moeten verboden worden op school, want leraren geven nu voor niets les als de leerlingen steeds op hun mobiele telefoons kijken.

Slide 12 - Tekstslide

'Dierentuinen moeten verboden worden!'

Slide 13 - Tekstslide

Bedenk nu zelf een argument voor de stelling:
'Dierentuinen moeten verboden worden'
1. Over welk probleem gaat de stelling?
Is dat een erg probleem

Slide 14 - Open vraag

Bedenk nu zelf een argument voor de stelling:
'Dierentuinen moeten verboden worden'
2. Wat is een nadeel van dierentuinen?

Slide 15 - Open vraag

Bedenk nu zelf een argument voor de stelling:
'Dierentuinen moeten verboden worden'
3. Wie zijn er betrokken en wat voor effect
heeft de stelling op die mensen/wezens?

Slide 16 - Open vraag

We gaan in de volgende les werken met de AUB-methode, maar waar staan deze letters bij het debatteren voor?
A
AlstUBlieft
B
Argument, Uitleg, Bijvoorbeeld
C
Argument, Uitrusting, Bedankt
D
Antwoord, Uitleg, Bedankt

Slide 17 - Quizvraag

Hoe kun je het geleerde in de toekomst gebruiken?

Slide 18 - Open vraag