A3cd - Periode 1 - Buen Viaje les 2 - GSE (30-09-2022)

Bienvenidos
¿Qué día y qué fecha es hoy?
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Bienvenidos
¿Qué día y qué fecha es hoy?

Slide 1 - Tekstslide

El programa de hoy
DEBERES (10m)
GRAMÁTICA (15m)
       - 1) Las preposiciones 
       - 2) ir a + infinitivo, 
       - Practicar
EL CLIMA en Méjico, p.16-17 (15m)
LA EXCURSIÓN (15m)
 DIARIO + Deberes y evaluación (5m)

Slide 2 - Tekstslide

Información práctica

Toetsweek: Toets Buen Viaje + aanvulling

Boekje 'Buen viaje': moet compleet zijn

Portfolio: 
        Tarea 1: Organizar una excursión a una isla hispanohablante (muurposter)
        Tarea 2: Hablar sobre las excursiones en la feria de vacaciones (vakantiebeurs, vgl. taaldorp)

SAMEN LEZEN p. 39 -> preguntas?

Slide 3 - Tekstslide

Los deberes fueron:
leren: 
vocab tema 6 rechterkolom in beide richtingen  -> vandaag ook de linkerkolom
por/para uit Paso adelante p.97 -> wie legt uit?

(af)maken:
p.15 (beschrijf kleding),  p.18 (viajes), p.20 (por para); p.62-63: tema 6 leva tarea 1 (=5 vragen)
Nadenken over groepsindeling PO en voorkeuren Spaanstalig eiland 
Antwoorden Buen Viaje (google drive)

Slide 4 - Tekstslide

15m - GRAMATICA: Las preposiciones ‘en’ y ‘a’
HACER:
1. Vídeo: wat is het verschil tussen ‘en’ en ‘a’?
2. Ga nu naar Paso adelante en bestudeer ook de overige voorbeelden, p.97 ‘en’ en ‘a’. Leer uit het hoofd.












Slide 5 - Tekstslide

La preposiciones ‘de’ y ‘con’
‘de’ = van
‘con’ = met

Te acuerdas de las otras preposiciones?
por
para
en
a

Slide 6 - Tekstslide

Gramática: ir a + infinitivo
ir = gaan     (vervoeging: voy, vas, va, vamos, vais, van)
ir a + plaats = gaan naar .....
Ejemplo:  (Yo) voy a la escuela = Ik ga naar school.

MAAR: ‘ir a + infinitivo (hele werkwoord)’ wil zeggen dat je iets gaat doen of dat iets gaat gebeuren (in de toekomende tijd).
Ejemplo:  María va a comer patatas = María gaat patat eten.
                                                                       LET OP: In het Spaans staan de werkwoorden bij elkaar.

Lees het na in Paso adelante p. 103.

Slide 7 - Tekstslide

10m - Practicar
HACER:
  • p.21 oef 13c+ 14 (voorzetsels)
  • p. 23: Lees oef 26a, maak oef 26bc 

Klaar? Maak p.22 (voorzetsels) + maak p.23-24 oef 27 (ir a + infinitivo)


TIP: 
zoek onbekende woorden op achterin PA3 of in het woordenboek
timer
6:00

Slide 8 - Tekstslide

10m - El clima: las previsiones del tiempo, p.16-17
ESTUDIAR: p.16 
HACER: p.17, ej. 13 + 14

Slide 9 - Tekstslide

10m - Tarea: Excursión a una isla
1. Je gaat in groepjes een excursie bedenken naar een Spaanstalig eiland. Hoe kun je daar in het Spaans over vertellen? -> p.7 Como describir... 

2. Explicación de la tarea práctica ’La excursión’ (slide 20-28)

3. Grupos + islas

4. Maak taakverdeling en zoek info zodra je je eiland weet



AYUDA? Uitleg + voorbeelden op p.40-42

Slide 10 - Tekstslide

A3c
1. COLOMBIA
Isabelle Susan 
Eline Madelena
2. GRAN CANARIA
Stan 
Siem 
Oliver 
Zeno
3. MALLORCA
Jhelane 
Belal 
Joaz 
Lars
4. ARGENTINA
Maram Danique Rhodé Parwarish
5. GRAN CANARIA
Giel 
Sven 
Levi 
Kuno
6. ECUADOR
Nikki 
Nanne 
Tessa 
Emma 
Kate

Slide 11 - Tekstslide

A3d
1.LA PALMA
Maartje 
Ray 
Elsbeth Nawaal

3. MALLORCA
Jesse
Akira
Milan B
4. IBIZA
Jasper 
Milan M
Simon 
Tycho
2. GRAN CANARIA
Norah
Jonna
Aafke 
Ninya


5. MEXICO
Finn 
Max 
Julius 
Tom 

Slide 12 - Tekstslide

5m - DIARIO
¿Qué has hecho esta clase?
¿Cómo has trabajado?

Vul je diario in.

Slide 13 - Tekstslide

Deberes para la próxima clase



Leren: 
p. 16 woorden en zinnen over klimaat

Maken:
p.17 oef 13 + 14 (el clima)
p. 21 oef 14 (voorzetsels)
p.23-24 oef 27+28
p.63: leva tarea 2




+ Werken aan de EXCURSIE- opdracht:

Ieder groepslid kijkt voorafgaand aan de volgende les op internet en vormt zich een beeld van 1) de ligging van het eiland 2) natuur, 3) steden en dorpen, 4) toeristische attracties, bezienswaardigheden. Zorg dat je tijdens de les een korte impressie in het Nederlands kunt geven van het eiland: waar ligt het, hoe ziet het eruit, wat is er te doen. 

Slide 14 - Tekstslide