toetsje werkwoordspelling

Drie belangrijke werkwoordsvormen 

1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1,3,4

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Drie belangrijke werkwoordsvormen 

Slide 1 - Tekstslide

Persoonsvorm 
Voltooid deelwoord
Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord

Slide 2 - Tekstslide


Persoonsvorm (verandert mee met onderwerp of tijd)
Voltooid deelwoord (verandert niet maak langer)
Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord (zo kort mogelijk)

Slide 3 - Tekstslide

(landen) Gisteren ................................hier nog een sportvliegtuigje.
A
lande
B
landde
C
landen
D
landden

Slide 4 - Quizvraag

(melden)
Ik heb de directeur ....................................dat je ziek bent.
A
gemeld
B
gemeldt
C
gemelden

Slide 5 - Quizvraag

(transporteren)
Alles werd in dozen naar Frankrijk ........................................
A
getransporteert
B
getransporteerdt
C
getransporteerd

Slide 6 - Quizvraag

(melden)
Tegenwoordig ......................de krant weinig nieuws meer.
A
meld
B
meldt
C
melden
D
melt

Slide 7 - Quizvraag

(uitrusten)
De ..................man ging weer aan het werk.
A
uitrustende
B
uitgerustte
C
uitgeruste

Slide 8 - Quizvraag

(broeden)
Ik .................daar nog wel een plan voor uit.
A
broed
B
broedt
C
broet

Slide 9 - Quizvraag

(adresseren)
Zij ...............tegenwoordig brieven duidelijker.
A
adresseerd
B
adresseerdt
C
adresseert

Slide 10 - Quizvraag

(binden)
...................jij je tas op die manier op de fiets?
A
bind
B
bindt
C
bint

Slide 11 - Quizvraag

(tasten)
Vorige week .................de politie nog in het duister.
A
taste
B
tasten
C
tastte
D
tastten

Slide 12 - Quizvraag