Schrijfopdracht 2

Start van de les
  •  I-pad gesloten op de hoek van je tafel.
  • Prutje - Je leest in je eigen boek.
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Start van de les
  •  I-pad gesloten op de hoek van je tafel.
  • Prutje - Je leest in je eigen boek.

Slide 1 - Tekstslide

Schrijfopdracht 2: een persoonlijk e-mail

Slide 2 - Tekstslide

Doel van de les
Leren hoe je een nette persoonlijk     e-mail moet schrijven.

Slide 3 - Tekstslide

de opdracht
Je zit nu al bijna een half jaar op het voortgezet onderwijs. Je denkt vast nog wel eens terug aan de tijd op de basisschool. 

Bij deze schrijfopdracht ga je leren hoe je een persoonlijke e-mail schrijft. Je schrijft de e-mail aan een juf of meester van je basisschool. 

Slide 4 - Tekstslide

Conventies 
  • aanhef
  • inleidende zin - reden van mail
  • alinea 1
  • alinea 2
  • alinea 3
  • afsluitende zin
  • slotformule
  • groet
Tussen ieder onderdeel een witregel plaatsen.
Na aanhef en voor slotformule 2 witregels.

Slide 5 - Tekstslide

inhoud
 In de eerste alinea van het middenstuk schrijf je over het vmbo:

  1.  In welke klas zit je? Wat vind je van de klas? 
  2.  Welke vakken vind je leuk, waarom zijn die vakken leuk?
  3.  Welke vakken vind je niet leuk, waarom zijn die vakken niet     leuk?
  4.  Je eerste cijfers die je hebt gehaald.



Slide 6 - Tekstslide

inhoud
In de tweede alinea van het middenstuk schrijf je iets op over de basisschool.

 

 5. Wat mis je van de basisschool?
 6. Denk je nog wel eens aan speciale momenten terug?  

Slide 7 - Tekstslide

inhoud
 In de derde alinea schrijf je wat je zelf wilt schrijven. Het past bij de tekst. 

Schrijf minimaal 3 zinnen (#7).

Slide 8 - Tekstslide

taal + spelling
  • Zorg voor net taalgebruik en maak duidelijke, niet te lange zinnen.    (maximaal 10 woorden)
  • Zorg ervoor dat je zinnen beginnen met een hoofdletter en eindigen met een punt. 
  • Als je een vraag stelt, gebruik je een vraagteken aan het einde van de zin. 
  • Gebruik je de woorden 'omdat, daarom of want', denk er dan aan dat je voor dat woord een komma schrijft. Dat doe je zo: "Ik begrijp dit, want mevrouw heeft het goed uitgelegd. 

Slide 9 - Tekstslide

taal

Slide 10 - Tekstslide

Spelling

Slide 11 - Tekstslide

interpunctie

Slide 12 - Tekstslide