Herhaling

Herhaling Thema 8 "Planten"
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Herhaling Thema 8 "Planten"

Slide 1 - Tekstslide

Blad
De opperhuid (= dunne laag aaneengesloten cellen) --> beschermt tegen uitdrogen en ziekteverwekkers.

Op het blad ligt een waslaag dit zorgt ervoor dat water minder snel verdampt. 

Tussen de cellen van de opperhuid liggen huidmondjes = kleine openingen waardoor gaswsseling plaatsvindt (bevatten ook bladgroenkorrels)

Slide 2 - Tekstslide

Blad
Het grootste deel bestaat uit weefsel met bladgroenkorrels --> zorgen voor de groene kleur + daar vindt fotosynthese plaats. 

Daar tussendoor lopen de vaatbundels. (deze bevatten geen bladgroenkorrels)

Vaatbundels vervoeren water met opgeloste stoffen naar de bladeren. Via de nerven komt het bij alle delen van de plant. 

Slide 3 - Tekstslide

Huidmondjes 
  • Huidmondjes bestaan uit 2 sluitcellen en kunnen openen en sluiten ('s nachts dicht)
  • Huidmondjes open --> sluitcellen nemen water op --> vacuolen worden groter --> stevighed neemt toe, cellen veranderen van vorm em opening tussen sluitcellen wordt groter 
  • Huidmondjes dicht --> sluitcellen verliezen water --> Vacuolen worden kleiner --> stevigheid neemt af --> cellen veranderen van vorm en opening gaat dicht
Dicht = geen fotosynthese

Slide 4 - Tekstslide

Fotosynthese

Slide 5 - Tekstslide

Vacuole
De vacuole is gevuld met vocht en dit drukt tegen de celwand aan. Door de druk van het water in de cellen wordt een plant heel stevig.

Wanneer een plant uitdroogt, verdwijnt er water uit de vacuolen van de cellen.

Slide 6 - Tekstslide

Stengels
Functies:
1. Stevigheid geven aan de plant
2.Bladeren en bloemen dragen
3.Stoffen transporteren
4.Reservestoffen opslaan
5.Fotosynthese kan plaatsvinden


Slide 7 - Tekstslide

Functie wortels
1. De plant stevig vastzetten in de bodem
2. Water en mineralen opnemen uit de bodem
3. reservestoffen opslaan

De reservestoffen die opgeslagen worden in de wortels is vooral zetmeel.


Slide 8 - Tekstslide

Bouw wortels
De wortel bestaat uit een een dikke hoofdwortel met kleine zijwortels.
Aan het uiteinde van de zijwortels zitten wortelharen deze nemen water en mineralen op.

Via de celwanden komt het water en mineralen in vaten terecht. 

De vaten zijn buisjes die het verder vervoerd door de plant. 

Slide 9 - Tekstslide

Houtvaten
Houtvaten vervoeren water en mineralen vanuit de wortels via de stengels naar de bladeren en knoppen.


Slide 10 - Tekstslide

Bastvaten
Bastvaten vervoeren water en energierijke stoffen (glucose) van de bladeren naar de overige delen van een plant.


Slide 11 - Tekstslide

Houtvaten --> bovenkant
Bastvaten --> onderkant
Houtvaten --> binnenkant
Bastvaten -->buitenkant
Blad
Stengel

Slide 12 - Tekstslide

Bij een boom noem je de stengel een stam.

Slide 13 - Tekstslide

Stevigheid door houtcellen en vezels
Planten krijgen stevigheid op twee manieren:
• door vocht in de vacuolen van de cellen
• door vezels

Vezels = bestaan uit langgerekte dode cellen met 
dikke celwanden, zitten rondom de vaatbundels

Slide 14 - Tekstslide

Worteldruk
  • De wortels persen het water omhoog, dit noem je worteldruk
  • Bij een hoge worteldruk ontstaan er druppels aan de rand van de bladeren --> de druk is hoger dan de verdamping

Slide 15 - Tekstslide

2 groepen stoffen 
Energiearme stoffen --> levenloze natuur
- koolstofdioxide, water, mineralen
Energierijke stoffen --> gevormd door dieren of planten
- Koolhydraten (glucose), eiwitten, vetten


Slide 16 - Tekstslide

Fotosynthese en verbranding
Overdag
  • Fotosynthese
  • Verbranding
Snachts
  • Verbranding

Slide 17 - Tekstslide

Energie maken


Glucose die niet wordt verbrand --> 
omgezet in zetmeel --> tijdelijk opgeslagen 
in de bladeren. 
's Nachts zetmeel --> omgezet naar suiker

Slide 18 - Tekstslide







Uit glucose ontstaan andere energierijke stoffen.
Assimilatie = de opbouw van energierijke stoffen uit andere stoffen

Slide 19 - Tekstslide

ongeslachtelijke voortplanting
geslachtelijke voortplanting
1 ouderplant
2 ouderplanten

Slide 20 - Tekstslide

Soorten ongeslachtelijke voortplanting 
  • Knollen 
  • bollen 
  • Uitlopers
  • Wortelstokken 
  • Stekken 

= hebben hetzelfde genotype

Slide 21 - Tekstslide

Geslachtelijke voortplanting
Bloemen zijn de voortplantingsorganen van een plant.
Geslachtscellen worden daar gemaakt.

Mannelijke geslachtscellen --> stuifmeelkorrels
Vrouwelijke geslachtscellen --> eicellen

stuifmeelkorrel + eicel = bevruchte eicel 
--> zaadje --> nieuwe plant

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Bestuiving

= Stuifmeelkorrels van een bloem komen op de stamper van een bloem van dezelfde soort.



Er zijn 2 manieren van bestuiving:

-via insecten 

-via de wind

Slide 24 - Tekstslide

Insectenbloemen
Bestuiving door insecten -> insectenbloemen

Aangetrokken door:
  • Nectar
  • Grote opvallende kroonbladeren
  • Geur

Stuifmeelkorrels zijn ruw en kleverig --> daardoor blijven ze makkelijk plakken aan de rug van het insect. Insect verplaatst en verspreidt de stuifmeelkorrels

Meeldraden en stamper in de bloem.

Slide 25 - Tekstslide

Windbloemen
Bestuiving door wind -> windbloemen

  • Kleine onopvallende bloemen
  • kroonbladeren zijn meestal groen
  • Maken veel stuifmeel

Wind blaast de stuifmeelkorrels weg, daardoor veel stuifmeel nodig. Zodat ze op de juiste plek komen. Stuifmeelkorrels zijn licht en glad. (daardoor zweven ze makkelijk)

Meeldraden hangen vaak buiten de bloem. Stampers zijn groot en steken vaak buiten de bloem uit.

Slide 26 - Tekstslide

Bevruchting bij planten 

-Stuifmeel landt bovenop de stamper
-Stuifmeelkorrel maakt een stuifmeelbuis
-Stuifmeelbuis groeit naar de eicel 
(in het vruchtbeginsel)
-Kern van de stuifmeelkorrel versmelt 
met de kern van een eicel (bevruchting)
 

Slide 27 - Tekstslide

Veranderingen na bevruchting






  • kroonbladeren vallen af
  • kelkbladeren verschrompelen --> kroontje
  • bevruchte eicel ontwikkelt zich tot zaad
  • vruchtbeginsel ontwikkelt zich tot vrucht
Vruchtbeginsel niet bevrucht = vrucht zonder zaad

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Zaden
Stevig bruin vliesje
Bevatten reservevoedel         (zetmeel, eiwit, vet)
Kiem: worteltje, stengeltje en 2 blaadjes

Slide 30 - Tekstslide

Ontkieming
= kiem groeit uit tot een kiemplantje
Nodig:
-gunstige temperatuur
-water
-zuurstof
Water --> Zaadlobben zwellen en zaadhuid scheurt
--> worteltje

Slide 31 - Tekstslide

Groei en ontwikkeling
Het kiemplantje wordt groter en zwaarder, omdat er steeds meer cellen bij komen (mitose)
Celstrekking: groei van een plantencel, veel water opnemen in vacuole 
Door celstrekking worden de planten langer: lengtegroei, gebeurt in de worteluiteinden en in de toppen
Ontwikkeling: energie nodig die vrij komt door de verbranding

De plant veranderd

Slide 32 - Tekstslide

Een-, tweejarig en vaste planten
  • Eenjarige plant: Ontwikkeling van zaad tot zaad in 1 jaar
  • Vaste plant: meerdere jaren vorming zaad. Bovengrondse deel sterft geheel/gedeeltelijk af in najaar

Tweejarige plant
Jaar 1: vorming wortels, stengels en reservevoedsel in bladeren
Jaar 2: vorming bloemen, vruchten en zaden

Slide 33 - Tekstslide