Taalverzorging H1 H2 Herhaling

herhaling
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 25 min

Onderdelen in deze les

herhaling

Slide 1 - Tekstslide

LEESTEKENS (1)

- punten

- vraagtekens

- uitroeptekens

- komma's

Slide 2 - Tekstslide

Welke leestekens
ken je?

Slide 3 - Woordweb

Wat is het nut van hoofdletters en leestekens in een tekst?

Slide 4 - Open vraag

Voeg hoofdletters en leestekens toe:
de dame riep boos ik lust geen aspergesoep

Slide 5 - Open vraag

Voeg hoofdletters en leestekens toe
geef hier schreeuwde het boze meisje

Slide 6 - Open vraag

Voeg hoofdletters en leestekens toe hoelang duurt de les nog fluisterde een klasgenoot

Slide 7 - Open vraag

Werkwoordspelling



Slide 8 - Tekstslide

Vind je werkwoordspelling makkelijk?
A
ja
B
nee

Slide 9 - Quizvraag

werkwoordspelling
A
hij bediend
B
hij bedient

Slide 10 - Quizvraag

werkwoordspelling
A
Het hout is opgebrandt.
B
Het hout is opgebrand.

Slide 11 - Quizvraag

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt
D
gebeurdde

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling van het werkwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord?
(verroesten) Het ......... tuinhek
A
verroestten
B
verroeste
C
verroesten

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling van het werkwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord?
(breken) Het ......... been.
A
gebreken
B
gebroke
C
gebroken
D
gebrooken

Slide 14 - Quizvraag

Kies op elke plek de juiste spelling van het werkwoord.

Later ... een egel ervan door!
A
rente
B
rendde
C
rende
D
rentte

Slide 15 - Quizvraag

Iedereen (houden) toch van chocola?
De juiste spelling van het werkwoord is:
A
houd
B
houdd
C
houden
D
houdt

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling van het werkwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord?

(bekladden) De ......... buitenmuur.
A
bekladde
B
bekladden
C
bekladen
D
bekladden

Slide 17 - Quizvraag

De samengestelde zin

Slide 18 - Tekstslide

samengestelde zin..

Slide 19 - Woordweb

Wat een samengestelde zin?

Een samengestelde zin is een zin die...

Slide 20 - Open vraag

Samengestelde zinnen
  • Twee persoonsvormen!
  • Samengestelde zin heeft een voegwoord.

Slide 21 - Tekstslide

Is onderstaande zin een enkelvoudige of samengestelde zin?

Claudia's zangleraar vindt dat zij talent heeft.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 22 - Quizvraag

Is onderstaande zin een samengestelde zin?

Toen de bliksem insloeg in ons huis, viel direct de elektriciteit uit.
A
Wel een samengestelde zin
B
Geen samengestelde zin.

Slide 23 - Quizvraag

Wat zijn samengestelde zinnen?

1. Een samengestelde zin is een zin die uit meerdere lossen (enkelvoudige) zinnen bestaat. 

2. In een samengestelde zin zitten meerdere persoonsvormen.



Slide 24 - Tekstslide

persoonsvorm

Slide 25 - Woordweb

Persoonsvorm

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

De politie heeft een buurtonderzoek ingesteld.
______
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm

Slide 28 - Quizvraag

Kinderen waarschuwden hun ouders.
________________
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm

Slide 29 - Quizvraag

fietst
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord

Slide 30 - Quizvraag

'Alle kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin.'
De persoonsvorm is:
A
kinderen
B
vinden
C
persoonsvorm
D
deze

Slide 31 - Quizvraag

onderwerp

Slide 32 - Woordweb

Slide 33 - Video

De jongste dochter was op vakantie met het vliegtuig.

A
De persoonsvorm is dochter
B
De persoonsvorm is was
C
De persoonsvorm is vakantie
D
De persoonsvorm is het

Slide 34 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?

Mevrouw Kars legt het onderwerp uit.
A
Mevrouw Kars
B
legt
C
het onderwerp
D
uit

Slide 35 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in de volgende zin?
Ik heb het onderwerp niet onderstreept.
A
het onderwerp
B
ik

Slide 36 - Quizvraag

Waarom heeft de politie de dader gearresteerd?
A
de dader = onderwerp
B
de politie = onderwerp

Slide 37 - Quizvraag