§2.2 Stromingen in de samenleving deel 1

Welkom!
Ga op je plek zitten,
boek en laptop voor!

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Welkom!
Ga op je plek zitten,
boek en laptop voor!

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 2: 
Naar een industriële samenleving
§2.2 
Stromingen in de samenleving deel 1

Slide 2 - Tekstslide

Lesplanning 

Uitleg van §2.2 'Stromingen in de samenleving' deel 1

Maak van §2.2 'Stromingen in de samenleving' vraag 1 t/m 4

Lesdoelencheck

Stripverhaal maken

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen van deze les
  1. Leg uit waarom en hoe het kiesrecht werd uitgebreid
  2. Vanaf wanneer mochten vrouwen stemmen?
  3. Welke wet is er door van Houten gemaakt?
  4. Wat is het verschil tussen een bijzondere en een openbare school?

Slide 4 - Tekstslide

Een constitutionele monarchie is dus.....
A
Een democratie met een grondwet
B
Een land met een koning zonder grondwet
C
Een land met een koning en een grondwet
D
Een land met alleen ministers en koningen

Slide 5 - Quizvraag

wat is een regering?
A
eerste en tweede kamer
B
ministers en staatsecretarissen
C
koning en ministers
D
de staten generaal

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een liberaal?
A
Iemand die vooral gelijkheid wil.
B
Iemand die in de politiek streeft naar meer vrijheid.
C
De eerste minister.
D
Iemand met macht.

Slide 7 - Quizvraag

De sociale kwestie is:
A
Er is armoede, mensen hebben weinig geld
B
Armoede moet opgelost worden door geld geven
C
De slechte werk-woon omstandigheden van de arbeiders.
D
Meer dan de helft van de bevolking woont in de steden

Slide 8 - Quizvraag

Willem II was conservatief. Conservatief betekent:
A
alles willen veranderen
B
zo min mogelijk willen veranderen

Slide 9 - Quizvraag

Het Parlement is:
A
De volksvertegenwoordiging
B
De plek waar onze indirecte democratie plaatsvindt.
C
Staten-Generaal
D
Tweede + Eerste Kamer

Slide 10 - Quizvraag

Uitbreiding van het kiesrecht
1815: klein deel van de bevolking had kiesrecht rijke mannen die veel belasting betaalden

1845 en 1917 werd de belastinggrens verlaagd. Steeds meer mannen kregen kiesrecht. 
In 1919 kregen vrouwen ook kiesrecht. 

Nederland werd een parlementaire democratie

Slide 11 - Tekstslide

Soorten stemrecht
- Actief stemrecht: Je mag stemmen
-Passief stemrecht: Je mag je verkiesbaar stellen
- Algemeen stemrecht: Iedereen mag stemmen

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Strijd over onderwijs(1)
1874 Kinderwetje: 
basisonderwijs arbeiderskinderen, alleen kinderen van rijken konden doorleren.

De overheid richtte daarom openbare scholen op zodat:
iedereen kon leren lezen.

Gelijke kansen = emancipatie
  • de armen betere banen konden krijgen
  • de armen hun achterstand konden wegwerken 

Slide 14 - Tekstslide

Strijd over onderwijs(2)
Katholieken en protestanten wilde ook godsdienst aanbieden op school. Deze confessionelen richtten daarom eigen scholen op. Dit noemde ze bijzondere scholen. Zij kregen GEEN geld van de overheid. 

1917 nieuwe Onderwijswet: de overheid financierde ook bijzondere scholen. 


Bijzondere scholen
  • confessionele scholen
  • daltonscholen
  • montessorischolen
  • vrije scholen

Slide 15 - Tekstslide

Aan het werk
Wat: - Samen lezen 59 en 60 samen              lezen
          - Maak van §2.2 'Stromingen in de samenleving' opdracht 1, 2, 3 en 4
       

Klaar: Loop even naar voren voor de extra opdracht.


Tijd: timer

timer
10:00

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Strijd over onderwijs(1)
1874 Kinderwetje: 
basisonderwijs arbeiderskinderen, alleen kinderen van rijken konden doorleren.

De overheid richtte daarom openbare scholen op zodat:
iedereen kon leren lezen, schrijven en rekenen (openbare school)

Gelijke kansen = emancipatie
  • de armen betere banen konden krijgen
  • de armen hun achterstand konden wegwerken 

Slide 18 - Tekstslide

Strijd over onderwijs(2)
Katholieken en protestanten wilde ook godsdienst aanbieden op school. Deze confessionelen richtten daarom eigen scholen op. Dit noemde ze bijzondere scholen. Zij kregen GEEN geld van de overheid. 

1917 nieuwe Onderwijswet: de overheid financierde ook bijzondere scholen. 


Bijzondere scholen
  • confessionele scholen
  • daltonscholen
  • montessorischolen
  • vrije scholen

Slide 19 - Tekstslide

Heel Nederland kan je opdelen in twee soorten scholen:
A
Kleuterscholen en Universiteiten
B
VMBO en MBO scholen
C
Christelijke en Islamitische scholen
D
Openbare en bijzondere scholen

Slide 20 - Quizvraag

Welke van de 4 is GEEN bijzondere school?
A
Christelijke school
B
Openbare school
C
Islamitische school
D
Vrije school

Slide 21 - Quizvraag

Aan het werk
Wat: lees en maak van §2.2 'Stromingen in de samenleving' vraag 1 t/m 4

Wanneer: deze les, en wanneer je het niet af krijgt, thuis afmaken!

Hulp:   de theorie (lees goed!)
              buurman/buurvrouw naast je
              de docent

Klaar: maak herhaling of verdieping

Tijd: timer

timer
10:00

Slide 22 - Tekstslide

Lesdoelencheck
  1. Leg uit waarom en hoe het kiesrecht werd uitgebreid
  2. Vanaf wanneer mochten vrouwen stemmen?
  3. Welke wet is er door van Houten gemaakt?
  4. Wat is het verschil tussen een bijzondere en een openbare school?

Slide 23 - Tekstslide

Exit Ticket
Hoe goed heb je de les begrepen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll

Wat heb je geleerd deze les?

Slide 25 - Woordweb