Evolutietheorie - WO

H9: Erfelijkheid
Evolutietheorie
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

H9: Erfelijkheid
Evolutietheorie

Slide 1 - Tekstslide

Doelen
  •  Je kunt Je kunt de evolutietheorie beschrijven

Slide 2 - Tekstslide

Evolutie
Ontwikkeling van het leven op aarde waarbij soorten ontstaan, veranderen en/of verdwijnen

Slide 3 - Tekstslide

Soorten ontstaan

Slide 4 - Tekstslide

Soorten veranderen

Slide 5 - Tekstslide

Soorten verdwijnen

Slide 6 - Tekstslide

Evolutie
Nodig: 
genetische variatie 
niet iedereen is genetisch hetzelfde
selectiedruk
niet iedereen heeft evenveel kans om te overleven en zich voort te planten (en dat verschil is genetische bepaald)

Slide 7 - Tekstslide

Genetische variatie
Hoe komt het dat niet iedereen genetisch hetzelfde is?

  • Geslachtelijke voortplanting (genen van vader en moeder)
  • Mutaties

Slide 8 - Tekstslide

Natuurlijke selectie
Individuen die beter zijn aangepast aan de omstandigheden hebben meer kans om te overleven en dus meer kans om hun genen door te geven aan hun kinderen.

"Survival of the fittest"

Slide 9 - Tekstslide

Natuurlijke selectie

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Nieuwe soort
Als twee groepen genetisch zo van elkaar gaan verschillen dat ze samen geen nakomelingen meer kunnen krijgen worden het twee verschillende soorten.

Nodig: isolatie

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Darwin

Slide 14 - Tekstslide

Spel - Natuurlijke selectie



 
            Bacterie                            Sterke bacterie                                 Resistente bacterie

Dobbelsteen
1, 3, 5 of 6 (antibiotica): er worden zes bacteriën weggehaald, per soort bacterie komt er één (terug).
2 of 4 (antibiotica vergeten): per soort bacterie komt er één extra.

Slide 15 - Tekstslide

Spel - Evolutie
Per eiland (tafel) komen maximaal 4 dieren.
Een ronde (een generatie):
  • Per ronde komt er een eigenschap op tafel.
  • De eigenschap moet aan één dier toegekent worden. 
    - Een bevorderende eigenschap houdt het dier (langer) in leven.
    - Een belemmerende eigenschap kan het dier laten (uit)sterven.

  • Een roofdier kiest altijd voor de makkelijke optie: éérst prooien met bellemering.
  • Een roofdier kan alleen een prooi met bevordering vangen als het roofdier dezelfde bevordering heeft.
  • Een ziekte gaat over naar het roofdier, als het prooidier gegeten wordt.

Slide 16 - Tekstslide

Spel - Evolutie
Dier blijft bestaan als:
  • Prooidier is niet opgegeten.
  • Roofdier heeft een prooidier opgegeten.

Dier sterft uit als:
  • Prooidier is opgegeten door een roofdier.
  • Roofdier heeft geen prooidier op kunnen eten.
  • Dier is uitgestorven.
  • Dier is drie rondes ziek.

Slide 17 - Tekstslide