Week 38 - Trema, koppelteken, weglatingsstreepje en samenstellingen

Nederlands
Week 38

Trema, koppelteken, weglatingsstreepje en samenstelling
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Nederlands
Week 38

Trema, koppelteken, weglatingsstreepje en samenstelling

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Leestekens
Jezelf verstaanbaar maken is nog niet altijd even makkelijk. 
Deze les gaat over drie soorten (lees)tekens die ervoor moeten zorgen dat we woorden beter kunnen lezen en uitspreken. Ze worden gebruikt om lees- en uitspraakproblemen te voorkomen. Ieder teken wordt op net een andere manier ingezet.
Het om trema's, koppeltekens en weglatingsstreepjes.

Ook behandelen we aaneenschrijven en samenstellingen.

Slide 3 - Tekstslide

Trema
Met een trema geef je aan dat bij die letter een nieuwe klank begint: patiënt, cliënt, melodieën, genieën, egoïsme. 

Let op: je gebruikt alleen een trema als je ook echt problemen hebt met het op de juiste manier uitspreken van het woord. Heel veel klinkers kunnen namelijk gewoon zonder trema naast elkaar staan: geometrie, deodorant, beargumenteren, linoleum, verfraaien, ontplooiing (bij  i's naast elkaar nooit een trema)

Als je een woord aan het einde van de zin afbreekt, vervalt het trema: ego-
isme. 

Slide 4 - Tekstslide

Trema
Als een woord eindigt op een beklemtoonde -ie of  -ee: -ën
Voorbeeld
frisbee - frisbeeën 
kopie - kopieën

Als een woord eindigt op een niet-beklemtoonde -ie: "n
Voorbeeld:
porie - poriën
kolonie - koloniën


Slide 5 - Tekstslide

Met trema 
Zonder trema
efficient
coordinatie
elektricien
geijsbeerd
genitalien
geinfiltreerd
petroleum
gelinieerd
heroine
uitzaaiingen
naief
industrieel
Italie
industriele
reunie
financien

Slide 6 - Sleepvraag

antwoorden sleepvraag
Zonder trema:
elektricien (oorsprong Frans), geijsbeerd, petroleum, gelinieerd, uitzaaiingen (2 x i geen trema), industrieel

Alle woorden zijn normaal uit te spreken zonder hulpmiddel.

Slide 7 - Tekstslide

antwoorden sleepvraag
Met trema: 
efficiënt, genitaliën, coördinatie, geïnfiltreerd, heroïne, naïef, Italië, industriële, reünie, financiën.

Bij deze woorden is uitspraakverwarring mogelijk dus gebruik je een trema als hulpmiddel.

Slide 8 - Tekstslide

Veel meer nog...

 Straks mag je lekker oefenen in Taalblokken...

Slide 9 - Tekstslide

Samenstellingen





Mijn kleinkind is geen klein kind.

Slide 10 - Tekstslide

Hoofdregel
  • Een samenstelling is een combinatie van zelfstandige woorden.
           - boek + deel = boekdeel
           - brand + weren + man = brandweerman

  • Samenstellingen worden aaneen geschreven
           - informatie + distributie + systeem = informatiedistributiesysteem
           - elektriciteitsproductiemaatschappij
         



Slide 11 - Tekstslide

Welke woorden schrijf ik aan elkaar?
  • Samenstellingen: rugzak, rugzaktoerisme, rugzaktoerismecriminaliteit.
  • Woorden met er-, hier-, daar- en waar- plus voorzetsel: daarover, erin, daarnaast, waarmee.
  • Getallen tot en met duizend: tweeëndertig, zevenhonderdvijftig. 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

belangrijk hulpmiddel   !!
  • zolang je het woord zonder problemen kunt lezen, schrijf je het aan elkaar.
  • Bij zg. klinkerbotsing gebruik je een koppelteken: zoals bij combinaties van klinkers die bestaan, eu, ui, ei, ou, au, ee, ij, 
Skijack?           Dus ski-jack
stageuren?     Dus stage-uren
Politieinzet?   Dus politie-inzet

Slide 14 - Tekstslide

Denk aan de betekenis

Slide 15 - Tekstslide

Het koppelteken in samenstellingen
  • samenstellingen met 'gelijkwaardige' delen: het rood-wit-blauw, president-directeur.
  • Deel van de samenstelling bestaat uit naam, letters, cijfers of tekens: 
    A4-papier, het #-teken, de vmbo-leerling.
  • Aardrijkskundige namen:
    Zuid-Nederland, Centraal-Europa
  • Vaste combinatie: kant-en-klaarmaaltijd

Slide 16 - Tekstslide

Het koppelteken in samenstellingen
Wanneer gebruik je het liggende streepje tussen woorden?
  • Voorvoegsels: niet-, non-, bijna-, oud-, ex-, aspirant-, adjunct-,chef-, stagiair-, collega-: 
    Ex-echtgenote, adjunct-directeur, leerling-verpleegkundige.

  • Voor de uitspraak: hbo-opleiding, gala-avond, zee-egel.

Slide 17 - Tekstslide

Aan elkaar of los?
A
bananen schil
B
bananenschil

Slide 18 - Quizvraag

Wel of geen koppelteken?


A
politieagent
B
politie-agent

Slide 19 - Quizvraag

Wel of geen koppelteken?
A
minimuminkomen
B
minimum-inkomen

Slide 20 - Quizvraag

Bij welk woord hoort geen koppelteken?
A
maximum-snelheid
B
ski-jas
C
chocolade-ijs
D
ex-directeur

Slide 21 - Quizvraag

Welke is goed?
A
paraplu inspectie
B
parapluinspectie
C
paraplu-inspectie

Slide 22 - Quizvraag

Tussen-n in samenstellingen
Je schrijft een tussen-n als:
  • Het eerste deel van het woord een zelfstandig naamwoord is én
  • Het zelfstandig naamwoord alleen een meervoudsvorm op --en heeft. 

Slide 23 - Tekstslide

Tussen-n in samenstellingen
Je schrijft geen tussen-n als:

  • het eerste woord zowel een meervoud op -en als -es kent!
  • zoals bij secretaresse, groente, linde etc.
  • Het wordt dan dus groetesoep!

Slide 24 - Tekstslide

asperge + soep
A
aspergensoep
B
aspergesoep

Slide 25 - Quizvraag

fiets + rek
A
fietserek
B
fietsenrek

Slide 26 - Quizvraag

zon + bril
A
zonnebril
B
zonnenbril

Slide 27 - Quizvraag

Uitzondering
Als het eerste deel iets unieks is
zonnebril - maneschijn
Als het eerste deel geen meervoud heeft 
rijstepap
Als het eerste deel een versterkend woord is
reuzegoed, beresterk, apetrots
Of vaste uitdrukking zoals bullebak, schattebout.

Slide 28 - Tekstslide

horloge + maker
A
horlogemaker
B
horlogenmaker

Slide 29 - Quizvraag

Welk woord is juist?
A
berensterk
B
sterrehemel
C
vitaminepil
D
lampekap

Slide 30 - Quizvraag

Maak de juiste samenstelling.
station + plein

Slide 31 - Open vraag

De tussen-s in samenstellingen
Je schrijft een tussen-s wanneer je hem hoort:

  • inkoopsprijs
  • tijdsverschil

Slide 32 - Tekstslide

Dorpstraat of Dorpsstraat?
  1. Vervang het woord aan de rechterkant door een woord dat niet begint met een -s. Bijv. dorp + plein
  2. Hoor je nu een tussen-s? -> Dorpsplein
  3. Als je de tussen-s hoorde: Dorpsstraat. 

Slide 33 - Tekstslide

Maak de samenstelling:
verkeer + bord

Slide 34 - Open vraag

Maak de samenstelling:
verkeer + situatie

Slide 35 - Open vraag

Wanneer gebruik je een weglatingsstreepje?
  • Als je een deel van het woord weglaat: aan- en uitknop.

  • Let op: als je een heel losstaand woord weglaat, gebruik je geen weglatingsstreepje: makkelijke en moeilijke vakken.

Slide 36 - Tekstslide

Opdracht
Bij de volgende sheets schrijf je de gegeven woorden zo mogelijk aan elkaar. Laat weg wat je weg mag laten en plaats eventueel een weglatingsstreepje

Slide 37 - Tekstslide

Kantoorartikelen en computerartikelen

Slide 38 - Open vraag

Hoofdzaken en bijzaken

Slide 39 - Open vraag

Dikke boeken en dunne boeken

Slide 40 - Open vraag

Opbouwen en afbouwen

Slide 41 - Open vraag

Nu oefenen

Slide 42 - Tekstslide