Oefenen voor pw Spelling+Over Taal

Met of zonder koppelteken?
A
minijurk
B
mini-jurk
1 / 43
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Met of zonder koppelteken?
A
minijurk
B
mini-jurk

Slide 1 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welk antwoord zijn alle woorden goed gespeld?
A
suède, café, per se
B
senor, föhn, knäckebröd
C
vacuum, poëzie, employé
D
enquete, lesbienne, defilé

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wel of geen koppelteken
A
minimuminkomen
B
minimum-inkomen

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Koppelteken?
A
€-teken
B
€ teken

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wel of geen koppelteken?
A
cameraopstelling
B
camera-opstelling

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wel of geen koppelteken?
A
A4 formaat
B
A4-formaat

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke zin klopt wat betreft interpunctie?
A
'Het is beter om nu te slapen', mompelde hij.
B
'Dat klopt niet' zei hij
C
'Hij speelt vals! schreeuwt Jim
D
Maar dat is niet waar,' zei Sara later.

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke zin klopt wat betreft interpunctie?
A
Op de poster stond 'de kaartjes zijn gratis'.
B
Op de poster stond: 'de kaartjes zijn gratis'.
C
Op de poster stond de kaartjes zijn gratis!
D
Op de poster stond: 'de kaartjes zijn gratis' !

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de vervoeging van 'managen' in derde persoon tegenwoordige tijd?
A
manage
B
managed
C
managet
D
gemanaged

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het voltooid deelwoord van gamen?
A
game
B
gamet
C
gegamet
D
gegamed

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Koppelteken?
A
non-stop
B
non stop

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Koppelteken?
A
80 jarige
B
80-jarige

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verkleinwoord trolley

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De tas van Bella is...
A
Bellas tas
B
Bella's tas
C
Bellas' tas

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verkleinwoord jury...

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Apostrof
De apostrof gebruik je:
1. Op de plaats van weggelaten letters - 's morgens, d'r broer, 't Is al gebeurd, Beatrix' horloge
2. Om uitspraakproblemen in meervouden en bezitsaanduidingen te voorkomen - lama's, bikini's, dixi's - Tara's schooltas, Joeri's fiets, Pluto's bal.
Let op: als de 's' er gewoon aan vastgeschreven kan worden zonder uitspraakprobleem dan doe je dat ook: groentes, bureaus, toffees - Simons boterham, Simones broer, Sebastiaans laptop

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Apostrof
De apostrof gebruik je:
3. Bij verkleinwoorden van woorden met een 'y' aan het einde waar een medeklinker voor staat: baby'tje of hobby'tje (dus niet bij deejaytje, jockeytje, want daar staat een klinker voor de 'y').
Verder: in meervouds- en verkleinvormen en afleidingen van letter- en initiaalwoorden: cd'tje, sms'je, VVD'er, pabo'er, PSV'er

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke zin klopt wat betreft interpunctie?
A
De man mijn oude buurjongen verkoopt kranten.
B
De man mijn oude buurjongen, verkoopt kranten.
C
De man, mijn oude buurjongen, verkoopt kranten.
D
De man, mijn oude, buurjongen, verkoopt kranten.

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is juist gespeld?
A
De cadeau's voor Lucas' verjaardag liggen op tafel.
B
De cadeaus voor Lucas's verjaardag liggen op tafel.
C
De cadeaus voor Lucas' verjaardag liggen op tafel.
D
De kado's voor Lucas' verjaardag liggen op tafel.

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke zin klopt?
A
Heb je Justin Bieber echt gezién?
B
Heb je Justin Bieber écht gezien?
C
Heb je Justin Bieber ècht gezien?

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Over Taal

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hij ... dat hij er inderdaad goed in was
A
reguleerde
B
cognitief
C
ondermijnt
D
beaamde

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe hij aan die miljoenen komt, is een ..... zaak
A
potentie
B
dubieuze
C
stigmar
D
reactionair

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

U betaalt .... uw gebruik
A
ten faveure van
B
branche
C
al naar gelang
D
voorbehouden aan

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1. Trema
Het trema gebruik je bij uitspraakproblemen in woorden die NIET samengesteld zijn: patiënt, melodieën, geniën, egoïsme. 

Let op: je gebruikt alleen een trema bij een uitspreekprobleem. Heel veel klinkers kunnen namelijk gewoon zonder trema naast elkaar staan: geometrie, deodorant, beargumenteren,  verfraaien, ontplooiing (bij te i's naast elkaar nooit een trema)



Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is ook alweer een samenstelling?
Je herkent twee of meer woorden in een samenstelling.

Je schrijft de woorden aan elkaar.

Slide 26 - Tekstslide

Tijdens deze fase van de les controleer je of leerlingen het leerdoel van de les hebben behaald.


Trema
Toch een uitspraakprobleem bij een samenstelling? Gebruik een koppelteken.
Dus patiënt (geen samenstelling) en gala-avond (wel samenstelling) 



Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Quizje
Bij de volgende quizvragen kunnen meerdere antwoorden juist zijn.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is juist gespeld?
A
Mirjam's broer
B
wc-bril
C
wcbril
D
Mirjams broer

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Regels 's
De officiële regel is dat de bezits-s aan een naam vast geschreven wordt: Piets fiets, Mariekes vriendin, Oscars tante
Ook als de naam eindigt op een combinatie van twee klinkers die als één klank wordt uitgesproken, komt er geen apostrof: Lidewijs gedicht, Leonies huis, Milous hond
Als een naam op een e met accent aigu eindigt, ook geen apostrof: Renés kookschrift.

Wel een apostrof + s
De apostrof is verplicht als de naam eindigt op een lange klank die met één enkele a, i, o, u of y wordt geschreven: Anna’s jas, Evi’s moeder, Otto’s jas, Adu’s tas, Randy’s moeder;
Of op een enkele e die als ‘ee’ klinkt: Zoë’s baan.


Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is juist gespeld?
A
hbo'studie
B
hbo-studie
C
HBO'studie
D
HBO-studie

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is juist gespeld?
A
cafes
B
cafe's
C
cafés
D
café's

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is juist gespeld?
A
Mijn tante's wonen in 's Hertogenbosch
B
Mijn tantes wonen in 's hertogenbosch.
C
Mijn tantes wonen in Den Bosch.
D
Mijn tante's wonen in den Bosch

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is juist gespeld?
A
's Morgen's neemt niemand z'n telefoon op.
B
'S morgens neemt niemand z'n telefoon op.
C
's Morgens neemt niemand zen telefoon op.
D
's Morgens neemt niemand z'n telefoon op.

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke zin is goed gespeld?
A
De man zegt 'ik lust dat niet'.
B
De man zegt: 'ik lust dat niet'.
C
de man zegt: 'Ik lust dat niet'.
D
De man zegt: 'Ik lust dat niet'.

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke zin is goed gespeld?
A
Als er twee persoonsvormen naast elkaar staan, gebruik je een komma
B
Als er twee persoonsvormen naast elkaar staan. Gebruik je een komma.
C
Als er twee persoonsvormen naast elkaar staan; gebruik je een komma
D
Als er twee persoonsvormen naast elkaar staan gebruik je een komma

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke zin is goed gespeld?
A
Het kleine meisje, dat een echte voetbalkenner is doet mee in ons team
B
Het kleine, lieve, meisje doet mee met ons team
C
Het kleine meisje, dat een echte doorzetter is, speelt met ons mee
D
Het kleine lieve meisje doet mee met ons team

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wwspelling:
Het hert .... (worden) afgeschoten door de jager
A
word-pv
B
wordt-pv
C
word-vd
D
wordt-vd

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De stof wordt nog niet door iedereen goed .... (beheersen)
A
beheerst - pv
B
beheersd - pv
C
beheerst - vd
D
beheersd - vd

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mijn tandarts is .... (verhuizen) naar een andere stad
A
verhuist - pv
B
verhuisd - pv
C
verhuist - vd
D
verhuisd - vd

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wij ... (ontmoeten) vorig jaar onze grote idool
A
ontmoeten - pv
B
ontmoetten - pv
C
ontmoeten - vd
D
ontmoetten - vd

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke woorden horen op de puntjes?
1. Hij .... (basketballen) bij het eerste team
2. Zij .... het grote team
A
basketballt, managst
B
basketbalt, managet
C
basketballd, managt
D
basketballt, managent

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Met trema 
Zonder trema
efficient
coordinatie
elektricien
geijsbeerd
genitalien
geinfiltreerd
petroleum
gelinieerd
heroine
uitzaaiingen
naief
industrieel
Italie
industriele
reunie
financien

Slide 43 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies