Oefentoets kinderen met speciale begeleidingsvragen/behoefte

Kinderen met speciale/specifieke begeleidingsbehoefte/vragen
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
OnderwijsassistentenMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Kinderen met speciale/specifieke begeleidingsbehoefte/vragen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenvragen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een beperking?
A
Iemand die belemmert wordt in zijn doen en laten.
B
Iemand die in een rolstoel zit.
C
Stoornis die het normale functioneren belemmert.
D
Iemand die niet kan functioneren in de maatschappij

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

We onderscheiden 3 hoofdgroepen. Welke zijn dat?

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel decibel kan een doof kind waarnemen?
A
Niets, want het kind is doof.
B
90 decibel
C
60 decibel
D
100 decibel

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt er bedoeld met Prelinguaal?
A
Iemand is al doof voordat de gesproken taal op gang is gekomen?
B
Iemand is doof nadat de gesproken taal op gang is gekomen.
C
Dit wil zeggen dat iemand doof is.
D
Dit betekend helemaal niets.

Slide 6 - Quizvraag

prelinguale of een postlinguale beperking.

Prelinguaal betekent dat de beperking voor de geboorte is ontstaan of voor dat het kind is begonnen met praten (ongeveer drie jaar). 

 Als je een gehoorstoornis krijgt nadat je hebt leren praten heet dit postlinguaal. 
Wat voor stoornis is ADHD?
A
Lichamelijke stoornis.
B
Cognitieve ontwikkelingsstoornis
C
Psychiatrische stoornis
D
Bij ADHD mag je niet spreken van een stoornis

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De diagnose ADHD mag alleen vastgesteld worden door een?
A
Dokter
B
ADHD specialist
C
Kinderarts of kinderpsychiater
D
Arts uit het ziekenhuis

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Van welke stoornis is sprake als je figuurlijk taalgebruik niet begrijpt?
A
Autisme
B
ADHD
C
Dyslexie
D
Dyscalculie

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de meest voorkomende vorm van angst?
A
Angst is het donker
B
Faalangst
C
Angst voor spinnen
D
Angst voor clowns

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoogbegaafde kinderen hebben een IQ hoger dan?
A
120
B
110
C
130
D
140

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

welke hulpmiddelen zijn belangrijk voor dove kinderen?
A
Gebarentaal, tolk, rolstoel
B
Gehoortoestel, gebarentaal, gebarentolk
C
braille, gebarentaal, gebarentol
D
geleide hond, braille, gehoortoestel

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kun je spelenderwijs het gehoor van een kind testen?
A
zak doekje leggen
B
fluisteren
C
liedje zingen
D
schoolarts

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is Braille schrift?
A
Een alfabet wat bestaat uit 24 letters
B
Een alfabet wat bestaat uit 8 bobbeltjes in het papier
C
Een alfabet wat bestaat uit 6 bobbeltjes in het papier
D
Een alfabet die voelbaar is.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als een beperking ontstaat na de geboorte dan noem je dit?
A
Prenataal
B
Postnataal
C
Perinataal
D
verworven beperking

Slide 16 - Quizvraag

Prenataal = voor de geboorte
Postnataal = na de geboorte
perinataal = tijdens de geboorte
lichamelijke beperking kun je indelen in 3 groepen naar de aard van de aandoening. Welke 3 zijn dit?

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Tips
- Lees de theorie uit de powerpoint goed door.
- Lees de theorie 'kinderen met specifieke begeleidingsvragen
   1' goed door.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen??

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies