Week 14 Ramadan 2021

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NieuwsbegripMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Ramadan

Slide 2 - Woordweb

Je hebt de tekst nog niet gelezen. Zijn de volgende vragen waar of niet waar volgens jou?

Slide 3 - Tekstslide

De ramadan begint ieder jaar op dezelfde datum.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Ook kinderen moeten vasten tijdens de ramadan.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Het feest na de ramadan heet het Suikerfeest.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Tijdens de ramadan vasten moslims tussen zonsondergang en zonsopgang.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Vasten is niet alleen bij de islam onderdeel van het geloof.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

"Inleiding"
Wat is de ramadan?

Slide 9 - Open vraag

"De islamitische kalender"
Hoe komt het dat de ramadan ieder jaar eerder begint?

Slide 10 - Open vraag

"De islamitische kalender"
Waarom is het vasten zwaarder in de zomer?
Noem twee redenen.

Slide 11 - Open vraag

"Verplichting"
Welke drie belangrijke ideeën zitten er achter de ramadan?

Slide 12 - Open vraag

"Uitzonderingen"
Wie hoeven er niet te vasten?

Slide 13 - Open vraag

"Suikerfeest"
Wat hoort er allemaal bij het Suikerfeest? Noem vijf dingen.

Slide 14 - Open vraag

1. In de inleiding staat dat de ramadan waarschijnlijk op dinsdag 13 april begint. In welk stukje wordt uitgelegd waarom dit nog niet helemaal zeker is?
In het stukje met het kopje:

A
De islamitische kalender
B
Verplichting
C
Uitzonderingen
D
Suikerfeest

Slide 15 - Quizvraag

2. Wat betekent de beproeving in regel 11?
A
een ernstige situatie
B
een nare gebeurtenis
C
een simpele oplossing
D
een zware test

Slide 16 - Quizvraag

3. In r. 14 staat: Het vasten tijdens de ramadan is een van de verplichtingen van de islam. Net als de bedevaart naar Mekka. Met welke signaalwoorden zou je dit in één zin kunnen zeggen? Er zijn twee antwoorden goed.
A
bijvoorbeeld
B
in tegenstelling tot
C
niet alleen...maar ook
D
zowel...als

Slide 17 - Quizvraag

4. In r. 19 staat dat: Het is een tijd van bezinning. Wat betekent de bezinning?
A
het helpen
B
het nadenken
C
het ontdekken
D
het schrijven

Slide 18 - Quizvraag

5. Lees r. 22-24. Wat geldt er voor mensen die niet kunnen of hoeven te vasten? Er zijn twee antwoorden goed.
A
Ze moeten een offer brengen.
B
Ze moeten het vasten later inhalen.
C
Ze moeten vaker bidden.
D
Ze moeten vasten als de zon onder is.

Slide 19 - Quizvraag

6. Kijk in het stukje Suikerfeest. Wat staat er vooral in dit stukje?
A
waarom veel mensen Suikerfeest vieren
B
wat er dit jaar anders is bij het Suikerfeest
C
wat het Suikerfeest allemaal inhoudt
D
welke cadeaus ze elkaar geven met het Suikerfeest

Slide 20 - Quizvraag

8. Wat kun je afleiden uit de laatste zin van de tekst?
Door de maatregelen …

A
kunnen er minder zoete dingen gegeten worden.
B
kunnen mensen elkaar geen cadeaus geven.
C
kunnen mensen er niet voor zorgen dat armen ook genoeg te eten hebben.
D
kunnen mensen het feest niet met veel vrienden en familie samen vieren.

Slide 21 - Quizvraag

Je hebt de tekst nu gelezen. Beantwoord de vragen opnieuw.

Slide 22 - Tekstslide

De ramadan begint ieder jaar op dezelfde datum.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quizvraag

Ook kinderen moeten vasten tijdens de ramadan.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quizvraag

Het feest na de ramadan heet het Suikerfeest.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quizvraag

Tijdens de ramadan vasten moslims tussen zonsondergang en zonsopgang.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quizvraag

Vasten is niet alleen bij de islam onderdeel van het geloof.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 27 - Quizvraag

1. Log in op www.nieuwsbegrip.nl met je e-mailadres  
   en je (oude?) wachtwoord

2. Ga naar het kopje "woordenschat"

3. Scroll naar beneden en klik op "woordenoverzicht"

4. Klik op de woorden en lees de betekenis

5. Klik op "oefeningen"

6. Maak de oefeningen 

Slide 28 - Tekstslide