Les Nederlands E1Hva donderdag 1 juni

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Lesinhoud

Boek 5: uitgekozen, al aan het lezen?

1 Herhaling uitleg §10 (blz. 258) + clip

2 Bespreken: opdrachten §10 (blz. 256-257)

3 Afmaken overige opdrachten §10 (t/m 4.2 woord f gedaan)

Jelte en Naufal (al ingeleverd): inleveren opdracht boek 4

§10

Voltooid deelwoord

-iets is afgerond/gedaan: 

Ik heb gevist, zij heeft water gedronken.

Onvoltooid deelwoord

- iets is nog bezig/aan de gang

Kletsend kwamen de leerlingen het lokaal is, De jongen zat huilend op een bankje. 

§10

Voltooid deelwoord

Sterke ww: meestal met -en op het eind 

zwemmen, zwommen, gezwommen

lopen, liepen, gelopen

Zwakke ww: einde op -d of -t (T X F K S CH P)

verrassen --> hele ww min -en eindigt op s --> t 

Maria heeft haar moeder met een cadeau verrast.

verven --> hele ww min -en eindigt op v-->d

Ik heb gisteren het hele huis geverfd.

§10

Onvoltooid deelwoord

Hele werkwoord (infinitief) + d

lachen --> Hij komt lachend binnen.

lopen --> Hij komt snel lopend het huis binnen.

knielen --> Omdat de voetballer onderuit geschopt was, kwam hij knielend weer het veld op

Kijken clip

Deelwoorden als bn

bestellen           besteld (vd)                         de bestelde (bn) pizza

bestellen           bestellend (od)                  de bestellende (bn) man

witten                  gewit      (vd)                       de gewitte (bn) gang   

afdwalen            afgedwaald (vd)                  de afgedwaalde (bn) politicus       

afdwalen            afdwalend (od)                 de afdwalende (bn) toerist 

Voltooide deelwoorden met einde op -en: geen verandering

breken                  gebroken (vd)                 de gebroken (bn) belofte

             

Deelwoorden als bn

bestellen             besteld (vd)                      de bestelde (bn) pizza

bestellen             bestellend (od)               de bestellende (bn) man

Twijfel welke vorm je gebruikt? Maar er een voltooid deelwoord van. Klopt die vorm? Dan vd als basis. Klopt die vorm niet? Dan od als basis.

de gelopen race --> vd of od?     

             

§10, opdracht 4 

Opdracht 4: maak drie kolommen. Schrijf in de eerste kolom het woord. Schrijf in de tweede kolom het bijvoeglijk naamwoord van het vd en in de laatste kolom het bijvoeglijk naamwoord van  het od.