D-toets leesvaardigheid klas 3

Welkom bij Nederlands
Wat gaan we doen?
Je geeft door in welk groepje  van 4 (of 3) leerlingen je het project Feit en Fictie gaat doen.
Je gaat de D-toets nakijken met Lesson-Up en je POP invullen.
(POP = persoonlijk ontwikkelingsplan)


1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands
Wat gaan we doen?
Je geeft door in welk groepje  van 4 (of 3) leerlingen je het project Feit en Fictie gaat doen.
Je gaat de D-toets nakijken met Lesson-Up en je POP invullen.
(POP = persoonlijk ontwikkelingsplan)


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb de D-toets gemaakt
A
ja
B
nee
C
weet niet

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Wat is het onderwerp van tekst 1?
A
Kweekvlees en lableer
B
vieze woorden
C
Geen van deze drie
D
kweekvlees, lableer ...vies?

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2. Hoofdgedachte van tekst 1

Het is goed om kweekvlees en lableer te maken, alleen de namen moeten anders


Slide 5 - Tekstslide

Hoofdgedachte: in een hele zin schrijf je op waar de tekst over gaat. Gebruik een persoonsvorm, hoofdletter en punt. De hoofdgedachte is nooit een vraag.
3. Tekstdoel van tekst 1 is:
A
Informeren
B
Activeren
C
Aan het denken zetten/ overtuigen
D
Geen van deze 3

Slide 6 - Quizvraag

Er staan duidelijke meningen van de schrijver (Sytse) over het onderwerp in de tekst. Daarnaast wordt ook de mening van Maartje gegeven. Dit zet je in ieder geval aan het denken. Als de schrijver zijn eigen mening geeft, wil hij je meestal overtuigen.
4A. Wat is de mening van de "ik" (Sytse) over kweekvlees?
4B. Welke twee argumenten noemt hij daarbij?


A Kweekvlees is een goede vervanging voor echt vlees.../ het kan veel betekenen voor de toekomst
B Welke twee drie argumenten noemt hij daarbij?
...poepende kuddes zorgen voor veel broeikasgassen
Ze verbruiken veel water en voedsel
Het is zielig voor de dieren zelf    (alinea 2)
--> Denk aan het invullen van jouw POP!









Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5. Het onderwerp van tekst 2 is:
A
Geen van deze drie
B
Kappen met kolen
C
Het verbranden van kolen is slecht voor het milieu
D
kolencentrales/ kolenenergie (verminderen)

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

6. Wat is de hoofdgedachte van tekst 2
Nederland moet stoppen met het stoken/gebruik van kolen.

Slide 9 - Tekstslide

Hoofdgedachte: in een hele zin schrijf je op waar de tekst over gaat. Gebruik een persoonsvorm, hoofdletter en punt. De hoofdgedachte is nooit een vraag.
7. Wat is het tekstdoel van tekst 2?
A
informeren
B
overtuigen
C
overhalen/activeren
D
Geen van deze drie

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

8A. Waarvan werd de schrijver verdrietig?
8B. Welke argumenten geeft de schrijver daarvoor?
8A. In 2015 …. dan in 1990 en/of Samen met Portugal… met een toename.

8B. Het verbranden van kolen is namelijk slecht voor het milieu
en het draagt flink bij aan het broeikaseffect.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

9A Op welke manier zijn de alinea's 2 en 3 met elkaar verbonden?
A
Zin met verwijswoord
B
Signaalwoord
C
Zin met verwijswoord en signaalwoord
D
Geen van deze drie

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

9B. Noteer het woord/ de woorden waaraan je die manier herkent.
A
Het (zou) dus
B
Het
C
Zou
D
Geen van deze drie

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

10. Waarnaar verwijst het woordje 10 DAT in alinea 3?
10. DAT verwijst naar "leven op Mars".

Denk aan het invullen van je POP!

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekst 3 (Waarom is een wortel oranje?)
11. Wat is het onderwerp?
Het onderwerp is: "De kleur van wortels."

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

12. Schrijf de hoofdgedachte van de tekst op.

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

13. Wat is het tekstdoel van de tekst?
A
informeren
B
Na laten denken
C
Geen van deze drie
D
Uiteenzetten/uitleg geven

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

14A. Alinea 2 en 3 zijn met elkaar verbonden door een zin met
een verwijswoord. (verbindingsmanieren)
14B. Door welk woord herken je deze manier?
A
ook
B
Geen van deze drie
C
Het
D
Dat

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

15A. In de laatste zin van alinea 3 staat een signaalwoord.
"Mensen plukken er wel de vruchten van, WANT het lichaam zet caroteen om in vitamine A." WANT is het signaalwoord.
Welk verband geeft dit signaalwoord aan? (verbindingsmanieren)
A
uitspraak -tegenstelling
B
uitspraak- opsomming
C
uitspraak - reden (argument)
D
oorzaak - gevolg

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

15C. De twee delen die het signaalwoord verbindt.
mensen plukken er wel de vruchten van

Het lichaam zet het betacaroteen om in vitamine A

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

16. Waarnaar verwijst DAT in alinea 3?
A
Dat geldt niet alleen voor de peen
B
omdat de wortel in het donker onder de grond zit
C
Geen van deze drie
D
planten gebruiken dat molecuul normaal voor fotosynthese

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

17. Wat is het onderwerp van tekst 4 (Kunnen tranen opraken?)

Slide 22 - Open vraag

Het onderwerp schrijf je op in een tot vijf zinnen.
18. Wat is de hoofdgedachte van tekst 4?

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

19. Wat is het tekstdoel van tekst 4?
A
Informeren
B
uiteenzetten/uitleggen
C
Geen van deze drie
D
mening laten vormen/na laten denken

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

20A. In alinea 2 staat het signaalwoord voor het verband tussen uitspraak - reden. Welk signaalwoord is dat?
A
en
B
want
C
of
D
Geen van deze drie

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

20B Uitspraak en de reden in alinea 2 zijn:
Uitspraak:  .....theoretisch gezien kunnen tranen opraken


Reden: tranen zijn gemaakt van lichaamsvocht en dat kan onder extreme omstandigheden schaars zijn.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 21 (verbindingsmanieren)
A. De signaalwoorden voor middel - doel in alinea 3 zijn: Dan...om

B. Middel: ...traanproductie zou op een gegeven moment stilvallen ...

     Doelen 1. Laatste beetje vocht voor belangrijkere lichaamsfuncties       
     gebruiken. 
     2. Voorkomen dat je nog verder uitdroogt.



Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

POP helemaal invullen
Je POP komt met jouw naam in jullie mapje voor Feit en Fictie.
Lees voor maandag Fake Trip van Margje Woodrow uit.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies