Tekststructuren - uitleg + vragen

Tekststructuren
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Tekststructuren

Slide 1 - Tekstslide

Doel

  • Ik ken de zeven verschillende vaste tekststructuren.
  • Ik kan een tekst lezen en hierbij het onderwerp bepalen en de vaste tekststructuur aangeven.

Slide 2 - Tekstslide

Tekststructuren
  • Argumentatiestructuur 
  • Aspectenstructuur
  • Verklaringsstructuur
  • Voor- en nadelenstructuur
  • Probleem-oplossingsstructuur
  • Verleden/heden/toekomststructuur
  • Vraag-antwoordstructuur

Slide 3 - Tekstslide

Argumentatiestructuur
Tekstdoel: overtuigen of activeren

Inleiding: standpunt of vraag
Middenstuk: argumenten + tegenargumenten (incl. weerlegging)
Slot: herhaling stelling of beantwoording vraag

Slide 4 - Tekstslide

Aspectenstructuur
Tekstdoel: informeren of opiniëren

Inleiding: onderwerp
Middenstuk: verschillende aspecten van het onderwerp
Slot: samenvatting (soms)

Slide 5 - Tekstslide

aspect: BETEKENIS & DEFINITIE
Aspect - Zelfstandig naamwoord
1. een kant of zijde (aan een kwestie of object, om te beschouwen)
♢ Er is nog een ander belangrijk aspect aan deze zaak.
♢ Dit probleem kent vele aspecten, waarvan sommige conflicteren
2. visie
♢ Een aspect dat meegewogen moet worden, is uw mening
♢ Een aspect dat uw aandacht verdient

Slide 6 - Tekstslide

Verklaringsstructuur
Tekstdoel: informeren

Inleiding: bepaald verschijnsel
Middenstuk: kenmerken / voorbeelden / verklaringen /oorzaken /redenen
Slot: samenvatting of soms conclusie

Slide 7 - Tekstslide

Voor- en nadelenstructuur
Tekstdoel: informeren, opiniëren, overtuigen of activeren

Inleiding: vraag of standpunt
Middenstuk: voor- en nadelen
Slot: afweging en conclusie

Slide 8 - Tekstslide

Probleem-oplossingsstructuur
Tekstdoel: informeren of opiniëren

Inleiding: probleem
Middenstuk: gevolgen, oorzaken, oplossingen
Slot: de beste oplossing

Slide 9 - Tekstslide

Verleden/heden(-toekomst)structuur
Tekstdoel: informeren

Inleiding: introductie onderwerp
Middenstuk: situatie vroeger, situatie nu
Slot: conclusie of voorspelling over de situatie in de toekomst

Slide 10 - Tekstslide

Vraag-antwoordstructuur 
Tekstdoel:  informeren of opiniëren

Inleiding: vraag
Middenstuk: antwoord(en)
Slot: samenvatting of conclusie

Slide 11 - Tekstslide

Welke structuur bevat oorzaken in het middenstuk?
A
argumentatiestructuur
B
aspectenstructuur
C
verklaringsstructuur
D
voor- en nadelenstructuur

Slide 12 - Quizvraag

Welke tekststructuur past niet bij een betoog?
A
argumentatiestructuur
B
aspectenstructuur
C
voor- en nadelenstructuur
D
verklaringsstructuur

Slide 13 - Quizvraag

Verklaringsstructuur
- inleiding: bepaald verschijnsel
- kern: kenmerken/ verklaringen/ voorbeelden
- slot: ?
Wat moet er op de plaats van het vraagteken staan?
A
samenvatting
B
eigen mening
C
het probleem
D
vraagstelling

Slide 14 - Quizvraag

Inleiding: onderwerp
Middenstuk: diverse onderdelen van het onderwerp worden besproken
Slot: samenvatting
Deze indeling hoort bij de volgende structuur:
A
argumentatiestructuur
B
voor en nadelen structuur
C
verklaringsstructuur
D
aspectenstructuur

Slide 15 - Quizvraag

Een tekst waarin wordt uitgelegd hoe het broeikaseffect is ontstaan, is een ....
A
Tekst met verklaringsstructuur
B
Tekst met voor- en nadelenstructuur
C
Tekst met argumentatiestructuur
D
Tekst met een probleem-oplossingsstructuur

Slide 16 - Quizvraag

Bij welke tekststructuur wordt in de inleiding een onderwerp geïntroduceerd en in het slot een conclusie getrokken?
A
aspectenstructuur
B
voor- en nadelen structuur.
C
verleden/heden/ toekomststructuur.
D
verklaringsstructuur

Slide 17 - Quizvraag

In een tekst wordt in de inleiding een beschrijving gegeven van het vaccinatieprogramma tegen Covid-19. In het middenstuk worden de voors en de tegens van dit programma besproken. In het slot trekt de schrijver een conclusie.

Welke structuur past bij deze tekst?
A
argumentatiestructuur
B
verklaringsstructuur
C
probleem-en-oplossingsstructuur
D
voordelen-en-nadelenstructuur

Slide 18 - Quizvraag

Welke tekststructuur hoort bij deze hoofdvraag, denk je? 

Hoofdvraag: Op welke manier(en) kan het probleem worden opgelost?
A
Verklaringsstructuur
B
Argumentatiestructuur
C
Probleem-en-oplossingsstructuur
D
Voordelen-en-nadelenstructuur

Slide 19 - Quizvraag

Op welke manieren kan je naar de stad gaan? Je kan op drie manieren gaan. Met de bus, de fiets, en de auto. Conclusie: er zijn drie manieren waarop je naar de stad kan gaan
A
Dit is een voordelen- nadelenstructuur.
B
Dit is een vraag-antwoordstructuur.
C
Dit is een aspectenstructuur.
D
Dit is een argumentatiestructuur.

Slide 20 - Quizvraag

Een tekst is gebaseerd op de argumentatiestructuur. Wat staat er in de inleiding?

Slide 21 - Open vraag

Een tekst is gebaseerd op de probleem/oplossingsstructuur. Wat staat er in het slot?

Slide 22 - Open vraag

Een tekst is gebaseerd op de aspectenstructuur. Wat is het schrijfdoel?

Slide 23 - Open vraag



Op de volgende dia staan drie korte tekstjes. Welke tekststructuur past bij welke tekst? Schrijf de antwoorden even ergens op.

Slide 24 - Tekstslide


1. Er is de laatste tijd discussie over de vraag of energydrink niet verboden zou moeten worden. Terwijl: het is dé manier om ’s ochtends wakker te worden. Nadeel is dat het nogal ongezond is. Al met al weet ik nog niet zo zeker of er een verbod moet komen.

2. Wanneer is het frikandelbroodje uitgevonden? Dat is uitgevonden door een Duitser, Friedrich Schnutzke. Hij bedacht dat je een frikandel in een broodje kan verkopen. Kortom: het is een Duitse uitvinding.

3. Ook dit jaar werden er weer meer fatbikes, Van Moofs en Stella’s verkocht: elektrische fietsen. Vroeger zag je alleen ouderen op damesfietsen met een motortje puffen. Maar tegenwoordig rijdt de halve stad op zo’n ding. Waarschijnlijk zie je binnen tien jaar geen enkele normale fiets meer. Ja ja, wat gaat de tijd toch snel.



Slide 25 - Tekstslide

De tekststrucuur van tekst 1:

Slide 26 - Open vraag

De tekststrucuur van tekst 2:

Slide 27 - Open vraag

De tekststrucuur van tekst 3:

Slide 28 - Open vraag

Kennen jullie de zeven tekststructuren?

Slide 29 - Poll

Lees tekst 2 van opdracht 4.
1. Wat is het onderwerp van de tekst?
2. Wat is de tekststrucuur van de tekst?
timer
0:10

Slide 30 - Tekstslide

Konden jullie het onderwerp en de tekststructuur vinden?
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll