3M oefenvragen 3.1 t/m 3.3

Je hebt het genotype en het fenotype.
Wat wordt bedoeld met het fenotype?
A
De erfelijke informatie op je chromosomen
B
Eigenschappen die je kunt zien
1 / 33
volgende
Slide 1: Quizvraag

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Je hebt het genotype en het fenotype.
Wat wordt bedoeld met het fenotype?
A
De erfelijke informatie op je chromosomen
B
Eigenschappen die je kunt zien

Slide 1 - Quizvraag

De kleur van je haar wordt alleen bepaald door het genotype.
A
juist
B
onjuist

Slide 2 - Quizvraag

Waardoor wordt het fenotype bepaalt?
A
Door het genotype
B
Door het genotype en de omgeving (het milieu)
C
Door de omgeving
D
door de omgeving en de opvoeding

Slide 3 - Quizvraag

Wat is een genotype?
A
Uiterlijke kenmerken
B
Erfelijke eigenschappen
C
Karakter
D
Geurstoffen

Slide 4 - Quizvraag

Hebben de dochtercellen bij gewone celdeling hetzelfde genotype of hebben ze verschillende genotypen?
A
Hetzelfde genotype
B
Verschillende genotypen

Slide 5 - Quizvraag

Is het genotype van de larve hetzelfde als het genotype van het volwassen dier?
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quizvraag

Welk genotype is homozygoot recessief?
A
aa
B
Aa
C
aA
D
ArAr

Slide 7 - Quizvraag

Iemand heeft voor een eigenschap genotype Aa. Wat voor genotype is dit?
A
Homozygoot
B
Heterozygoot
C
Dominant
D
Recessief

Slide 8 - Quizvraag

Hebben zaadcellen bij de man allemaal hetzelfde genotype of hebben ze verschillende genotypen?
A
Hetzelfde genotype
B
Verschillende genotypen

Slide 9 - Quizvraag

Waar wordt het genotype vastgelegd?
A
Tussen 1 en 2
B
Tussen 2 en 3
C
Tussen stap 3 en 4

Slide 10 - Quizvraag

Hebben alle spiercellen van een individu hetzelfde genotype of hebben ze een ander genotype?
A
Hetzelfde genotype
B
Verschillende genotypen

Slide 11 - Quizvraag

Zie je in de afbeelding het fenotype of het genotype van de baby?
A
Fenotype
B
Genotype

Slide 12 - Quizvraag

Is in het voorbeeld het genotype veranderd?
En het fenotype?
A
Alleen het fenotype
B
Alleen het genotype
C
Zowel het genotype als het fenotype

Slide 13 - Quizvraag

Wat is dan de kans op een homozygoot dominante nakomeling bij deze kruising?
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de juiste verhouding bij -->
AA = 25%, Aa = 50%, aa = 25%
A
2 : 4: 2
B
1 : 2 : 2
C
1 : 3 : 1
D
1 : 2 : 1

Slide 15 - Quizvraag

Eigenschappen in het DNA
Eigenschappen die je kunt zien.
Met één van dit type gen krijg je altijd het fenotype er van.
Je hebt twee van dit type genen nodig om het fenotype te krijgen.
Wanneer je twee dezelfde genen hebt noem je dat...
Wanneer je twee verschillende genen hebt noem je dat...
Twee evensterke genen noem je...
Fenotype
Genotype
Homozygoot
Heterozygoot
Intermediair
Dominant
Recessief

Slide 16 - Sleepvraag

Moeder kat heeft een witte vacht met genotype aa.
Vader kat heeft een zwarte vacht.
Ze krijgen in ieder geval 1 kitten met een witte vacht.
Vul de kruisingstabel in.

Moeder
Vader
A
a
a
a
Aa
Aa
aa
aa

Slide 17 - Sleepvraag

Bij konijnen is de vachtkleur zwart (A) dominant over wit (a).
Een homozygoot zwart konijn (AA) wordt enkele malen gekruist met een wit (aa) konijn.
Hoe groot is de kans op witte konijntjes (aa)?
A
100%
B
75%
C
50%
D
0%

Slide 18 - Quizvraag

Bij konijnen is de vachtkleur zwart (A) dominant over wit (a). Een homozygoot zwart konijn (AA) wordt enkele malen gekruist met een wit konijn (aa).
Wat is het genotype van de konijntjes uit de F1?
A
Aa
B
AA
C
aa

Slide 19 - Quizvraag

De konijnen in de F1 hebben allemaal genotype Aa.
De konijntjes planten zich onderling voor. Werk de kruising uit.

Slide 20 - Open vraag

Uit de kruising komt:
A a
A AA Aa
a Aa aa
Wat is de verhouding in de genotypen? En wat in de fenotypen?

Slide 21 - Open vraag

Homozygoot
Heterozygoot
Dominant
Reccessief
Intermediair
2 gelijke genen voor één eigenschap
2 ongelijke genen voor 1 eigenschap
overheersend gen van een paar
onderdrukt gen van een genenpaar
Beide genen zijn even sterk, komen beiden naar voren in fenotype

Slide 22 - Sleepvraag

Een vrouw heeft 3 kinderen ze zijn allemaal jongens. Ze is zwanger van nummer 4. Hoeveel kans is er dat ze weer een jongen krijgt.
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 23 - Quizvraag

Leg in je eigen woorden uit waarom je 50% kans hebt op een jongen of meisje.

Slide 24 - Open vraag

P1 = homozygoot
P2 = homozygoot
Bruin is dominant over groen

Schrijf de genotype van P1 en P2 op.
P1 =
P2=

Slide 25 - Open vraag

P1 = homozygoot
P2 = homozygoot
Bruin is dominant over groen
Schrijf op welke geslachtscellen er kunnen voorkomen.
P1 =
P2 =

Slide 26 - Open vraag

P1 heeft bruine ogen genotype AA
P2 heeft groene ogen genotype aa
Sleep de juiste letters naar het kruisingschema:

A
A
a
a

Slide 27 - Sleepvraag

P1 heeft bruine ogen genotype AA
P2 heeft groene ogen genotype aa
Sleep de juiste letters naar het kruisingschema:

A
A
a
a
T
A
A
A
a
a
A
a
a

Slide 28 - Sleepvraag


Beide ouders zijn homozygoot, bruin is dominant.
Hoeveel kans is er op nakomelingen met groene ogen?

Tip: gebruik het kruisingsthema van de vorige vraag.

A
0%
B
25%
C
50%
D
100%

Slide 29 - Quizvraag

Bij tulpen is het gen voor lange stengels dominant (B) over dat voor korte stengels(b). Een homozygote tulp met lange stengel wordt gekruist met een tulp met korte stengel. De hieruit ontstane planten worden onderling verder gekruist.

a: Welke fenotypen kunnen bij de nakomeling in de F1 voorkomen?
A
Alleen lange stengels
B
Alleen korte stengels
C
Zowel lange stengels als korte stengels
D
Alleen half lange stengels

Slide 30 - Quizvraag

Bij tulpen is het gen voor lange stengels dominant (B) over dat voor korte stengels(b). Een homozygote tulp met lange stengel wordt gekruist met een tulp met korte stengel. De hieruit ontstane planten worden onderling verder gekruist.

a: Welke genotypen kunnen bij de nakomeling in de F2 voorkomen?
A
BB
B
Bb
C
bb
D
BB, Bb en bb

Slide 31 - Quizvraag

Het gen voor krullend haar is dominant (A), dat voor steil
haar is recessief (a). Een vrouw die homozygoot is voor steil
haar krijgt vier kinderen van een man met krullend haar
(zie afbeelding). Wat is het fenotype van kind P?

Slide 32 - Open vraag

Het gen voor krullend haar is dominant (A), dat voor steil
haar is recessief (a). Een vrouw die homozygoot is voor steil
haar krijgt vier kinderen van een man met krullend haar
(zie afbeelding). Wat is het genotype van vader?

Slide 33 - Open vraag