Beide genen zijn even sterk, komen beiden naar voren in fenotype
1 / 21
volgende
Slide 1: Sleepvraag
In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen.
Onderdelen in deze les
Homozygoot
Heterozygoot
Dominant
Reccessief
Intermediair
2 gelijke genen voor één eigenschap
2 ongelijke genen voor 1 eigenschap
overheersend gen van een paar
onderdrukt gen van een genenpaar
Beide genen zijn even sterk, komen beiden naar voren in fenotype
Slide 1 - Sleepvraag
Een vrouw heeft 3 kinderen ze zijn allemaal jongens. Ze is zwanger van nummer 4. Hoeveel kans is er dat ze weer een jongen krijgt.
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%
Slide 2 - Quizvraag
Leg in je eigen woorden uit waarom je 50% kans hebt op een jongen of meisje.
Slide 3 - Open vraag
P1 = homozygoot P2 = homozygoot Bruin is dominant over groen
Schrijf de genotype van P1 en P2 op. P1 = P2=
Slide 4 - Open vraag
P1 = homozygoot P2 = homozygoot Bruin is dominant over groen Schrijf op welke geslachtscellen er kunnen voorkomen. P1 = P2 =
Slide 5 - Open vraag
P1 heeft bruine ogen genotype AA
P2 heeft groene ogen genotype aa
Sleep de juiste letters naar het kruisingschema:
A
A
a
a
Slide 6 - Sleepvraag
P1 heeft bruine ogen genotype AA
P2 heeft groene ogen genotype aa
Sleep de juiste letters naar het kruisingschema:
A
A
a
a
T
A
A
A
a
a
A
a
a
Slide 7 - Sleepvraag
Beide ouders zijn homozygoot, bruin is dominant. Hoeveel kans is er op nakomelingen met groene ogen?
Tip: gebruik het kruisingsthema van de vorige vraag.
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%
Slide 8 - Quizvraag
Vul het genotype van de F1- generatie in.
Slide 9 - Open vraag
Wat is het genotype van het meisje in de F2-generatie met het rode haar.
Slide 10 - Open vraag
Wat is de kans op nakomelingen in de F2-generatie met een heterogeen genotype?
Slide 11 - Open vraag
Uit de resultaten van één bepaalde kruising is met zekerheid af te leiden, dat het gen voor korte haren dominant is.
Welke kruising is dit?
A
1 x 2
B
3 x 4
C
5 x 6
Slide 12 - Quizvraag
Bij tulpen is het gen voor lange stengels dominant (B) over dat voor korte stengels(b). Een homozygote tulp met lange stengel wordt gekruist met een tulp met korte stengel. De hieruit ontstane planten worden onderling verder gekruist.
a: Welke fenotypen kunnen bij de nakomeling in de F1 voorkomen?
A
Alleen lange stengels
B
Alleen korte stengels
C
Zowel lange stengels als korte stengels
D
Alleen half lange stengels
Slide 13 - Quizvraag
Bij tulpen is het gen voor lange stengels dominant (B) over dat voor korte stengels(b). Een homozygote tulp met lange stengel wordt gekruist met een tulp met korte stengel. De hieruit ontstane planten worden onderling verder gekruist.
a: Welke genotypen kunnen bij de nakomeling in de F2 voorkomen?
A
BB
B
Bb
C
bb
D
BB, Bb en bb
Slide 14 - Quizvraag
Het gen voor krullend haar is dominant (A), dat voor steil haar is recessief (a). Een vrouw die homozygoot is voor steil haar krijgt vier kinderen van een man met krullend haar (zie afbeelding). Wat is het fenotype van kind P?
Slide 15 - Open vraag
Het gen voor krullend haar is dominant (A), dat voor steil haar is recessief (a). Een vrouw die homozygoot is voor steil haar krijgt vier kinderen van een man met krullend haar (zie afbeelding). Wat is het genotype van vader?
Slide 16 - Open vraag
Uit de resultaten van één bepaalde kruising is met zekerheid af te leiden, dat het gen voor korte haren dominant is. Welke kruising is dit?
A
kruising 1 x 2
B
kruising 3 x 4
C
kruising 5 x 6
Slide 17 - Quizvraag
Op welke drie manieren kunnen aangeboren afwijkingen ontstaan?
Slide 18 - Open vraag
Wanneer is iemand een drager van een ziekte?
Slide 19 - Open vraag
Het ontbreken van de zaadleiders komt vaak voor bij mannen met taaislijmziekte, een erfelijke ziekte. In de afbeelding zie je een deel van een stamboom van een familie waarin taaislijmziekte voorkomt.
Eén van de mannen in de stamboom heet Peter. Is Peter heterozygoot of homozygoot voor het gen dat taaislijmziekte veroorzaakt? En is dit gen dominant of recessief?
A
Heterozygoot dominant
B
Homozygoot dominant
C
Heterozygoot recessief
D
Homozygoot recessief
Slide 20 - Quizvraag
Het skelet van de mens, zoals het er nu uitziet, is volgens de evolutietheorie ontstaan uit het skelet van voorouders door veranderingen in het erfelijk materiaal. Hoe wordt zo'n verandering in het erfelijk materiaal genoemd?